Please ensure Javascript is enabled for purposes of website accessibility

Blijf op de hoogte

Overzicht

Verslag Masterclass Leike van Oss: Pragmatisch veranderen van robuuste organisaties

Blogpost 15 Jan 2025

Op vrijdagochtend 20 september 2024 loop ik het Centraal Station van Utrecht uit. In plaats van schuin over te steken en de lift te pakken naar de 12e verdieping van het WTC, laat ik ons Sioo-kantoor rechts liggen en neem ik de roltrappen naar beneden. Ik ben namelijk onderweg naar de Kinepolis Bioscoop waar Leike van Oss de Sioo Masterclass ‘Pragmatisch veranderen van robuuste organisaties’ verzorgt.

Over veranderen gesproken… De afstand tussen ons Sioo-kantoor en Kinepolis is slechts 500 meter. Toch verwonder ik me elke keer weer over de enorme metamorfose die dit kleine stukje stad – Beurskwartier – voortdurend ondergaat. Toen ik vijftien jaar geleden naar Utrecht verhuisde, reden er nog auto’s langs het Jaarbeursplein. En was ik – in de chaos van dubbellaagse fietsenrekken – regelmatig zoekende naar het antwoord op de vraag waar ik mijn fiets deze keer had geparkeerd.

Inmiddels woon ik zelf niet meer in de stad, zijn de auto’s verdwenen uit het straatbeeld en parkeer je de fiets overzichtelijk, geordend op kleur, in een van de drie verdiepingen tellende fietsengarage onder het Centraal Station. Buiten is de fietsenchaos vervangen door een skatepark en een strak aangelegd plein inclusief grootstedelijke waterpartij. En daar blijft het niet bij. De plannen voor Beurskwartier zijn mooi, ambitieus én nog lang niet af. In deze blog doe ik verslag van de masterclass die Leike verzorgde voor ruim 170 Sioo-alumni, collega’s uit het netwerk en andere geïnteresseerden. Ik vertaal de inzichten die ik opdeed daarbij meteen naar de praktijk waar ik die ochtend letterlijk doorheen liep: Beurskwartier. Want zijn de veranderkundige lessen uit Leikes masterclass eigenlijk ook van toepassing op dit stadsdeel dat extreem in verandering is? In dit verhaal neem ik je – al puzzelend – mee in de parallellen die ik tussen beide vakgebieden zie.

De opbouw van elke alinea is steeds hetzelfde: ik wijd uit over wat ik zie, hoor en lees over de ontwikkelingen in Beurskwartier, ik trek een parallel met de inzichten uit de masterclass van Leike, waarna ik deze inzichten weer vertaal naar Beurskwartier.

Over dit kleine stukje Utrecht… Utrecht krijgt vanaf 2023 een splinternieuw stadsdeel in het centrum van de stad: Beurskwartier. De spraakmakende en levendige groene wijk verrijst op loopafstand van de historische binnenstad naast het Centraal Station. Uitnodigend zodat iedereen hier kan wonen, werken, ontspannen en ontmoeten. Uitdagend door de mix van grote en kleine publiekstrekkers, groene parken, pleinen, straten én iconische hoogbouw. Oftewel het centrumgebied van de toekomst (website CU2030.nl, oktober 2024).

Ik vormde een beeld van zowel de historie als de plannen voor Beurskwartier op basis van de website CU2030.nl en de wandelpodcast ‘een ommetje om Beurskwartier’. In deze podcast nemen een stedenbouwkundige, mobiliteitsdeskundige, architectuurhistoricus, ontwerper openbare ruimte en een ecoloog de luisteraar mee in hun vakmatige perspectief op de metamorfose van dit stukje Utrecht.

De wenselijke en werkelijke wereld

Tijdens mijn wandeling van het station naar Kinepolis passeer ik op de hoek van het Jaarbeursplein en de Croeselaan de groene woontorens in aanbouw: de ‘Wonderwoods’. Op het hekwerk rondom deze bouwplaats hangt op grote doeken een gedrukte impressie van hoe dit verticale bos en haar omgeving er in de toekomst uit gaat zien. Je ziet kinderen steppen door een park vol recreërende mensen. Op de achtergrond prijken groene woontorens waar vogels rond de in bloei staande beplanting op de gevel vliegen En het straatbeeld? Geen enkele auto te bekennen. In theorie wordt Beurskwartier ‘the green place to be’ van Utrecht stad!

Dan terug naar de masterclass, waarin Leike haar verhaal treffend inleidt met een citaat van Yoki Berra: ’in theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk. In de praktijk wel’. Bij veranderen zijn er altijd twee werelden, zo stelt Leike. De wenselijke wereld en werkelijke wereld. De wenselijke wereld is een wereld waarin alles mooier en beter lijkt, maar die ook abstract is. Een wereld die wij als consultants, adviseurs en veranderkundigen aan de hand van beleid, nota’s en plannen met de organisatie werkend proberen te krijgen. Een wereld die herkenbaar is aan zijn maakbare toon, zoals de impressie van Beurskwartier in aanbouw. ‘Want als je niet in maakbaarheid gelooft, moet je niet aan een geplande verandering beginnen’ aldus Leike.

‘Geplande verandering is het doorbreken van het hoge patroon- en routinegehalte in de werkelijke wereld, zonder al precies te weten hoe de nieuwe routine er in de toekomst uit gaat zien’, vervolgt Leike haar verhaal. Met een geplande verandering vraag je mensen om hun routines in hun dagelijkse praktijk aan te passen zonder dat ze erom gevraagd hebben. En ze tegelijkertijd ook nog eens zonder dat ze al hebben kunnen ervaren wat ze dat straks oplevert.

Zo valt bijvoorbeeld op dat er geen auto’s terugkomen in het getekende straatbeeld – oftewel de wenselijke wereld – van Beurskwartier. In de wandelpodcast leer ik van de mobiliteitsdeskundige dat dit een weloverwogen keuze is: ‘ik heb de hoop dat de toekomstige bewoners van deze wijk het systeem van deelmobiliteit in haar volle breedte gaan omarmen en volop gebruik maken van de goede fietsinfrastructuur, deelauto’s en natuurlijk de trein die om de hoek is’.

Vertaald naar de praktijk betekent dit dat je alle bewoners van de gehele wijk (met 2.500 woningen) vraagt om geen eigen auto in bezit te hebben. Natuurlijk lever je daarbij ook zoveel mogelijk aantrekkelijke alternatieven. Maar het is aan de mensen zelf of ze bereid zijn om, binnen deze ideale randvoorwaarden, deelmobiliteit daadwerkelijk te gaan omarmen en om afscheid te nemen van hun vertrouwde automerk, rammelbak of elektrische hoogstandje. Kortom: hoe mooi je de wenselijke wereld ook maakt: als (mobiliteits)veranderaar ben je ‘in charge, maar niet in control’.

Een ontworpen systeem en adaptief lerend sociaal weefsel

Beurskwartier was lang een buitengebied waar boerderijen en hoveniers gevestigd waren. In de loop van de twintigste eeuw trokken een aantal grote functies naar Beurskwartier toen zij hun oorspronkelijke plek in de binnenstad ontgroeiden. Eerst de veemarkt en later ook de Jaarbeurs, zo leer ik in de wandelpodcast. ‘Hoewel dit een monofunctie was, kun je je bij een veemarkt ook voorstellen dat er heel veel mensen kwamen die niet alleen handelden, maar ook aan het eind van de dag met een dik gevulde portemonnee wat gingen drinken’, zo vertelt een bij Beurskwartier betrokken architectuurhistoricus in de podcast. De Croeselaan die aan de rand van Beurskwartier ligt, groeide in die tijd uit tot een straat met een levendige mix van wonen, horeca en andere voorzieningen.

We zijn weer terug in Kinepolis, waar Leike uitlegt dat je binnen een organisatie onderscheid kunt maken tussen twee systeemtypen die tegelijkertijd aanwezig zijn, met elkaar vervlochten zijn en toch diep verschillend zijn. Het ontworpen gebouwde systeem: op basis van een cognitief lineair plan. En het adaptief organisch gebouwde systeem: een lerend sociaal weefsel. Aan de hand van een filmpje illustreert ze hoe het verschil en tegelijkertijd de integratie van deze twee systeemtypen helpt om je veilig te voelen in de fietsspits van het Vredenburg. Als fietser volg je de regels van het ontworpen systeem – de verkeerlichten zelf. Gelijktijdig volg je ook de impliciete maar logisch vanzelfsprekende regels die horen bij het adaptief lerende systeem – weten dat je ter hoogte van de Bijenkorf extra hard moet doortrappen (i.p.v. afremmen) als het stoplicht oranje wordt.

Terug naar Beurskwartier: door het gepland verplaatsen van de Veemarkt uit het centrum naar het (toen nog) buitengebied aan de andere kant van de spoorlijn, veranderde Beurskwartier organisch en adaptief van een door tuinders bewoond gebied naar een levendige gemeenschap. Kortom door de functie van het gebied te veranderen, veranderde de populatie en daarmee het sociale weefsel van het gebied impliciet en organisch mee.

Robuustheid als complicerende factor bij veranderen

In 1970 verdween de veemarkt en nam de Jaarbeurs het terrein volledig over (weer een geplande systeemverandering). Met het wegvallen van de veemarkt, verdwenen ook de handelaren die zich met goedgevulde portemonnees aan het einde van de dag naar de Croeselaan begaven. De levendigheid van de Croeselaan, verplaatste zich daarmee in de jaren ‘70 snel terug naar de binnenstad (in elk geval voor een belangrijk deel). In Beurskwartier kwam je in de jaren die volgden namelijk alleen nog als je een congres of bijeenkomst had. Het doorkruizen van de jaarbeursomgeving werd in de collectieve opinie gezien als een troosteloze ervaring. Dat roept de vraag op of de verandering die de veehandelaren in de jaren twintig hadden ingezet wel zo robuust was.

Terug naar de masterclass, in de bioscoop die nu nog omgeven wordt door een bouwput. ‘Robuustheid is het dynamische vermogen om in de kern hetzelfde te blijven en je al lerend aan te passen aan veranderende omstandigheden. Het zijn diep ingesleten routines die prettig voelen en stabiel zijn’, zo vervolgt Leike haar verhaal.

In Beurskwartier zijn de omstandigheden in de voorbije decennia regelmatig veranderd: buitengebied, veemarkt, jaarbeurs. Maar steeds veerde dit stadsdeel terug naar haar stabiele, robuuste kern: een geïsoleerd stukje Utrecht aan de andere kant van het breedste spoorwegkruispunt van Nederland. Dat als saai en weinig inspirerend werd gelabeld.

Betekenisgeving als basisproces voor verandering

‘Beurskwartier moet de centrumfunctie van de uit haar voegen barstende binnenstad deels gaan overnemen’, zo lees ik op de site van CU2030. Of zoals een ontwerper openbare ruimte het in de wandelpodcast verwoordt: “Ik hoop dat dit over een paar jaar een hele groene wijk is, waarvan veel verschillende mensen op verschillende tijden gebruik gaan maken. Dat de diversiteit van de stad ook in Beurskwartier tot leven komt”

Als ik bovenstaande ambitie lees, dan moet ik denken aan de inleiding van Leike. Dat je met geplande verandering de werkelijkheid ‘een geweldje’ aan doet. Want de werkelijkheid is dat Beurskwartier van flink ver moe(s)t komen om een deel van de centrumfunctie over te nemen. Waarbij ik mezelf betrap op een ‘het zal mij benieuwen’-gedachte. Tegelijkertijd: de verandering is ook ingezet. Denk alleen al aan het feit dat Leike op deze vrijdagochtend haar verhaal doet in een bioscoop in plaats van een congreszaal van de Jaarbeurs.

Luisterend vanuit onze comfortabele pluche stoelen laten we ons door Leike meenemen in het concept robuustheid. Aan de hand van diverse praktische voorbeelden, maakt ze inzichtelijk hoe hardnekkig, helpend, functioneel, maar vooral routineus robuustheid in verandering is. Bij geplande verandering is het de kunst om de routines die bij robuustheid horen te verstoren. Door bestaande routines te prikkelen met ervaringen die je niet verwacht of met ervaringen die afwijkend zijn van hoe je in de basis naar de wereld kijkt. Oftewel, door een andere betekenis te gaan geven aan je eigen werkelijkheid.

Voor Beurskwartier zou je kunnen zeggen dat de filter is dat het gebied jarenlang werd bestempeld als een grijs, kil congrescentrum dat van de binnenstad werd gescheiden door het brede spoorwegknooppunt. Er zijn andere ervaringen en goede verhalen nodig om de cognitieve betekenisgeving dat het ook anders kan op gang te brengen. Dat kost tijd, uitproberen en vraagt om succeservaringen.

Twee soorten veranderen met elke een eigen tempo

Terwijl ik deze blog schrijf, moet ik in het verlengde hiervan, steeds denken aan de opening van de Moreelsebrug eind 2016 over het grootste spoorwegknooppunt van Nederland. Deze brug brengt voor voetgangers en fietsers letterlijk een groene verbinding tussen Beurskwartier en de binnenstad tot stand. Een directe verbinding die nooit eerder tussen deze twee stadsdelen bestond. En hoewel deze brug al acht jaar open is, is hij voor mijn gevoel – als geplande veranderactiviteit – heel belangrijk voor het realiseren van de toekomstige ambities onder Beurskwartier. Dat leidt naar mijn laatste inzicht uit de masterclass van Leike.

Traditionele geplande verandering is een heel andere verandering is dan de verandering in het adaptief lerende systeem. Bij traditionele verandering spreek je over omvangrijke onderwerpen, met veel activiteiten en grote veranderprogramma’s. Zoals de o.a. bouw van de Moreelsebrug. Gelijktijdig is het uiteindelijk de adaptieve verandering, de manier waarop mensen de infrastructuur gaan gebruiken, die gaat maken dat Beurskwartier van een grijs gebied verandert in een levend groengebied. Doordat parallel in het klein gedragspatronen veranderen. Bijvoorbeeld vriendengroepen die het spoor oversteken voor een picknick in het park van Beurskwartier of sporters die de Moreelsebrug gaan gebruiken om hun hardlooprondje uit te breiden.

Volgens Leike is het de kunst om deze twee soorten verandering samen te brengen. De grote verandering heb je nodig om zichtbaar te maken waar de verandering in het adaptieve systeem nodig is: namelijk het verbinden van de binnenstad met het van oudsher geïsoleerde Beurskwartier. Tegelijkertijd heb je adaptief lerende verandering nodig om de verandering robuust te maken. Door in het klein te oefenen en te ervaren wat deze verbinding de gebruikers oplevert. Dat laatste kost tijd en verklaart waarom je acht jaar na de oplevering van de Moreelsebrug (als onderdeel van een reeks geplande veranderactiviteiten) nog steeds verwachtingen kunt hebben over wat deze verandering adaptief kan opleveren.

Afsluiting

“Ik hoop dat als je hier straks woont of komt en al die nieuwbouw ziet, dat je ook nog iets van de geschiedenis ziet. Dat ene huisje uit de tijd van de hoveniers, de jaren 30 bebouwing van de Croeselaan en misschien ook wel iets uit de periode van de Jaarbeurs. Het is juist die mix van oud en nieuw die de stad interessant maakt. Dus ik hoop dat mensen dát gaan ervaren.” stelt de eerdergenoemde architectuurhistoricus.

Leike sluit haar masterclass af met een treffend inzicht: ‘Veranderen is een evenwichtsoefening die nooit stopt. Het is balans houden, waarbij het je door vol te houden steeds beter lukt om verandering te realiseren. Zijn die veranderingen ooit af? Nee, maar het is het wel waard om de balans te blijven zoeken.’
En daar sluit ik me bij aan. De diversiteit aan perspectieven die experts gaven op het doorontwikkelen van Beurskwartier gaven me een meervoudig beeld van hoe je kunt kijken naar verandering in een totaal ander vakgebied. Verandering die in Beurskwartier letterlijk dagelijks zichtbaar is, zijn sporen heeft achtergelaten en ook niet ophoudt. Want straks zijn de bouwvakker, het bouwhek en de hijskraan weg, maar dat betekent niet dat dit stukje stad zich niet blijft ontwikkelen. De balansoefening tussen aantrekkelijk groen, een breed spoorwegkruispunt en de binnenstad blijft nodig om Beurskwartier nu én in de toekomst robuust te houden als groene ‘place to be’.

Op vrijdagochtend 20 september 2024 loop ik het Centraal Station van Utrecht uit. In plaats van schuin over te steken en de lift te pakken naar de 12e verdieping van het WTC, laat ik ons Sioo-kantoor rechts liggen en neem ik de roltrappen naar beneden. Ik ben namelijk onderweg naar de Kinepolis Bioscoop waar Leike van Oss de Sioo Masterclass ‘Pragmatisch veranderen van robuuste organisaties’ verzorgt.

Over veranderen gesproken… De afstand tussen ons Sioo-kantoor en Kinepolis is slechts 500 meter. Toch verwonder ik me elke keer weer over de enorme metamorfose die dit kleine stukje stad – Beurskwartier – voortdurend ondergaat. Toen ik vijftien jaar geleden naar Utrecht verhuisde, reden er nog auto’s langs het Jaarbeursplein. En was ik – in de chaos van dubbellaagse fietsenrekken – regelmatig zoekende naar het antwoord op de vraag waar ik mijn fiets deze keer had geparkeerd.

Inmiddels woon ik zelf niet meer in de stad, zijn de auto’s verdwenen uit het straatbeeld en parkeer je de fiets overzichtelijk, geordend op kleur, in een van de drie verdiepingen tellende fietsengarage onder het Centraal Station. Buiten is de fietsenchaos vervangen door een skatepark en een strak aangelegd plein inclusief grootstedelijke waterpartij. En daar blijft het niet bij. De plannen voor Beurskwartier zijn mooi, ambitieus én nog lang niet af. In deze blog doe ik verslag van de masterclass die Leike verzorgde voor ruim 170 Sioo-alumni, collega’s uit het netwerk en andere geïnteresseerden. Ik vertaal de inzichten die ik opdeed daarbij meteen naar de praktijk waar ik die ochtend letterlijk doorheen liep: Beurskwartier. Want zijn de veranderkundige lessen uit Leikes masterclass eigenlijk ook van toepassing op dit stadsdeel dat extreem in verandering is? In dit verhaal neem ik je – al puzzelend – mee in de parallellen die ik tussen beide vakgebieden zie.

De opbouw van elke alinea is steeds hetzelfde: ik wijd uit over wat ik zie, hoor en lees over de ontwikkelingen in Beurskwartier, ik trek een parallel met de inzichten uit de masterclass van Leike, waarna ik deze inzichten weer vertaal naar Beurskwartier.

Over dit kleine stukje Utrecht… Utrecht krijgt vanaf 2023 een splinternieuw stadsdeel in het centrum van de stad: Beurskwartier. De spraakmakende en levendige groene wijk verrijst op loopafstand van de historische binnenstad naast het Centraal Station. Uitnodigend zodat iedereen hier kan wonen, werken, ontspannen en ontmoeten. Uitdagend door de mix van grote en kleine publiekstrekkers, groene parken, pleinen, straten én iconische hoogbouw. Oftewel het centrumgebied van de toekomst (website CU2030.nl, oktober 2024).

Ik vormde een beeld van zowel de historie als de plannen voor Beurskwartier op basis van de website CU2030.nl en de wandelpodcast ‘een ommetje om Beurskwartier’. In deze podcast nemen een stedenbouwkundige, mobiliteitsdeskundige, architectuurhistoricus, ontwerper openbare ruimte en een ecoloog de luisteraar mee in hun vakmatige perspectief op de metamorfose van dit stukje Utrecht.

De wenselijke en werkelijke wereld

Tijdens mijn wandeling van het station naar Kinepolis passeer ik op de hoek van het Jaarbeursplein en de Croeselaan de groene woontorens in aanbouw: de ‘Wonderwoods’. Op het hekwerk rondom deze bouwplaats hangt op grote doeken een gedrukte impressie van hoe dit verticale bos en haar omgeving er in de toekomst uit gaat zien. Je ziet kinderen steppen door een park vol recreërende mensen. Op de achtergrond prijken groene woontorens waar vogels rond de in bloei staande beplanting op de gevel vliegen En het straatbeeld? Geen enkele auto te bekennen. In theorie wordt Beurskwartier ‘the green place to be’ van Utrecht stad!

Dan terug naar de masterclass, waarin Leike haar verhaal treffend inleidt met een citaat van Yoki Berra: ’in theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk. In de praktijk wel’. Bij veranderen zijn er altijd twee werelden, zo stelt Leike. De wenselijke wereld en werkelijke wereld. De wenselijke wereld is een wereld waarin alles mooier en beter lijkt, maar die ook abstract is. Een wereld die wij als consultants, adviseurs en veranderkundigen aan de hand van beleid, nota’s en plannen met de organisatie werkend proberen te krijgen. Een wereld die herkenbaar is aan zijn maakbare toon, zoals de impressie van Beurskwartier in aanbouw. ‘Want als je niet in maakbaarheid gelooft, moet je niet aan een geplande verandering beginnen’ aldus Leike.

‘Geplande verandering is het doorbreken van het hoge patroon- en routinegehalte in de werkelijke wereld, zonder al precies te weten hoe de nieuwe routine er in de toekomst uit gaat zien’, vervolgt Leike haar verhaal. Met een geplande verandering vraag je mensen om hun routines in hun dagelijkse praktijk aan te passen zonder dat ze erom gevraagd hebben. En ze tegelijkertijd ook nog eens zonder dat ze al hebben kunnen ervaren wat ze dat straks oplevert.

Zo valt bijvoorbeeld op dat er geen auto’s terugkomen in het getekende straatbeeld – oftewel de wenselijke wereld – van Beurskwartier. In de wandelpodcast leer ik van de mobiliteitsdeskundige dat dit een weloverwogen keuze is: ‘ik heb de hoop dat de toekomstige bewoners van deze wijk het systeem van deelmobiliteit in haar volle breedte gaan omarmen en volop gebruik maken van de goede fietsinfrastructuur, deelauto’s en natuurlijk de trein die om de hoek is’.

Vertaald naar de praktijk betekent dit dat je alle bewoners van de gehele wijk (met 2.500 woningen) vraagt om geen eigen auto in bezit te hebben. Natuurlijk lever je daarbij ook zoveel mogelijk aantrekkelijke alternatieven. Maar het is aan de mensen zelf of ze bereid zijn om, binnen deze ideale randvoorwaarden, deelmobiliteit daadwerkelijk te gaan omarmen en om afscheid te nemen van hun vertrouwde automerk, rammelbak of elektrische hoogstandje. Kortom: hoe mooi je de wenselijke wereld ook maakt: als (mobiliteits)veranderaar ben je ‘in charge, maar niet in control’.

Een ontworpen systeem en adaptief lerend sociaal weefsel

Beurskwartier was lang een buitengebied waar boerderijen en hoveniers gevestigd waren. In de loop van de twintigste eeuw trokken een aantal grote functies naar Beurskwartier toen zij hun oorspronkelijke plek in de binnenstad ontgroeiden. Eerst de veemarkt en later ook de Jaarbeurs, zo leer ik in de wandelpodcast. ‘Hoewel dit een monofunctie was, kun je je bij een veemarkt ook voorstellen dat er heel veel mensen kwamen die niet alleen handelden, maar ook aan het eind van de dag met een dik gevulde portemonnee wat gingen drinken’, zo vertelt een bij Beurskwartier betrokken architectuurhistoricus in de podcast. De Croeselaan die aan de rand van Beurskwartier ligt, groeide in die tijd uit tot een straat met een levendige mix van wonen, horeca en andere voorzieningen.

We zijn weer terug in Kinepolis, waar Leike uitlegt dat je binnen een organisatie onderscheid kunt maken tussen twee systeemtypen die tegelijkertijd aanwezig zijn, met elkaar vervlochten zijn en toch diep verschillend zijn. Het ontworpen gebouwde systeem: op basis van een cognitief lineair plan. En het adaptief organisch gebouwde systeem: een lerend sociaal weefsel. Aan de hand van een filmpje illustreert ze hoe het verschil en tegelijkertijd de integratie van deze twee systeemtypen helpt om je veilig te voelen in de fietsspits van het Vredenburg. Als fietser volg je de regels van het ontworpen systeem – de verkeerlichten zelf. Gelijktijdig volg je ook de impliciete maar logisch vanzelfsprekende regels die horen bij het adaptief lerende systeem – weten dat je ter hoogte van de Bijenkorf extra hard moet doortrappen (i.p.v. afremmen) als het stoplicht oranje wordt.

Terug naar Beurskwartier: door het gepland verplaatsen van de Veemarkt uit het centrum naar het (toen nog) buitengebied aan de andere kant van de spoorlijn, veranderde Beurskwartier organisch en adaptief van een door tuinders bewoond gebied naar een levendige gemeenschap. Kortom door de functie van het gebied te veranderen, veranderde de populatie en daarmee het sociale weefsel van het gebied impliciet en organisch mee.

Robuustheid als complicerende factor bij veranderen

In 1970 verdween de veemarkt en nam de Jaarbeurs het terrein volledig over (weer een geplande systeemverandering). Met het wegvallen van de veemarkt, verdwenen ook de handelaren die zich met goedgevulde portemonnees aan het einde van de dag naar de Croeselaan begaven. De levendigheid van de Croeselaan, verplaatste zich daarmee in de jaren ‘70 snel terug naar de binnenstad (in elk geval voor een belangrijk deel). In Beurskwartier kwam je in de jaren die volgden namelijk alleen nog als je een congres of bijeenkomst had. Het doorkruizen van de jaarbeursomgeving werd in de collectieve opinie gezien als een troosteloze ervaring. Dat roept de vraag op of de verandering die de veehandelaren in de jaren twintig hadden ingezet wel zo robuust was.

Terug naar de masterclass, in de bioscoop die nu nog omgeven wordt door een bouwput. ‘Robuustheid is het dynamische vermogen om in de kern hetzelfde te blijven en je al lerend aan te passen aan veranderende omstandigheden. Het zijn diep ingesleten routines die prettig voelen en stabiel zijn’, zo vervolgt Leike haar verhaal.

In Beurskwartier zijn de omstandigheden in de voorbije decennia regelmatig veranderd: buitengebied, veemarkt, jaarbeurs. Maar steeds veerde dit stadsdeel terug naar haar stabiele, robuuste kern: een geïsoleerd stukje Utrecht aan de andere kant van het breedste spoorwegkruispunt van Nederland. Dat als saai en weinig inspirerend werd gelabeld.

Betekenisgeving als basisproces voor verandering

‘Beurskwartier moet de centrumfunctie van de uit haar voegen barstende binnenstad deels gaan overnemen’, zo lees ik op de site van CU2030. Of zoals een ontwerper openbare ruimte het in de wandelpodcast verwoordt: “Ik hoop dat dit over een paar jaar een hele groene wijk is, waarvan veel verschillende mensen op verschillende tijden gebruik gaan maken. Dat de diversiteit van de stad ook in Beurskwartier tot leven komt”

Als ik bovenstaande ambitie lees, dan moet ik denken aan de inleiding van Leike. Dat je met geplande verandering de werkelijkheid ‘een geweldje’ aan doet. Want de werkelijkheid is dat Beurskwartier van flink ver moe(s)t komen om een deel van de centrumfunctie over te nemen. Waarbij ik mezelf betrap op een ‘het zal mij benieuwen’-gedachte. Tegelijkertijd: de verandering is ook ingezet. Denk alleen al aan het feit dat Leike op deze vrijdagochtend haar verhaal doet in een bioscoop in plaats van een congreszaal van de Jaarbeurs.

Luisterend vanuit onze comfortabele pluche stoelen laten we ons door Leike meenemen in het concept robuustheid. Aan de hand van diverse praktische voorbeelden, maakt ze inzichtelijk hoe hardnekkig, helpend, functioneel, maar vooral routineus robuustheid in verandering is. Bij geplande verandering is het de kunst om de routines die bij robuustheid horen te verstoren. Door bestaande routines te prikkelen met ervaringen die je niet verwacht of met ervaringen die afwijkend zijn van hoe je in de basis naar de wereld kijkt. Oftewel, door een andere betekenis te gaan geven aan je eigen werkelijkheid.

Voor Beurskwartier zou je kunnen zeggen dat de filter is dat het gebied jarenlang werd bestempeld als een grijs, kil congrescentrum dat van de binnenstad werd gescheiden door het brede spoorwegknooppunt. Er zijn andere ervaringen en goede verhalen nodig om de cognitieve betekenisgeving dat het ook anders kan op gang te brengen. Dat kost tijd, uitproberen en vraagt om succeservaringen.

Twee soorten veranderen met elke een eigen tempo

Terwijl ik deze blog schrijf, moet ik in het verlengde hiervan, steeds denken aan de opening van de Moreelsebrug eind 2016 over het grootste spoorwegknooppunt van Nederland. Deze brug brengt voor voetgangers en fietsers letterlijk een groene verbinding tussen Beurskwartier en de binnenstad tot stand. Een directe verbinding die nooit eerder tussen deze twee stadsdelen bestond. En hoewel deze brug al acht jaar open is, is hij voor mijn gevoel – als geplande veranderactiviteit – heel belangrijk voor het realiseren van de toekomstige ambities onder Beurskwartier. Dat leidt naar mijn laatste inzicht uit de masterclass van Leike.

Traditionele geplande verandering is een heel andere verandering is dan de verandering in het adaptief lerende systeem. Bij traditionele verandering spreek je over omvangrijke onderwerpen, met veel activiteiten en grote veranderprogramma’s. Zoals de o.a. bouw van de Moreelsebrug. Gelijktijdig is het uiteindelijk de adaptieve verandering, de manier waarop mensen de infrastructuur gaan gebruiken, die gaat maken dat Beurskwartier van een grijs gebied verandert in een levend groengebied. Doordat parallel in het klein gedragspatronen veranderen. Bijvoorbeeld vriendengroepen die het spoor oversteken voor een picknick in het park van Beurskwartier of sporters die de Moreelsebrug gaan gebruiken om hun hardlooprondje uit te breiden.

Volgens Leike is het de kunst om deze twee soorten verandering samen te brengen. De grote verandering heb je nodig om zichtbaar te maken waar de verandering in het adaptieve systeem nodig is: namelijk het verbinden van de binnenstad met het van oudsher geïsoleerde Beurskwartier. Tegelijkertijd heb je adaptief lerende verandering nodig om de verandering robuust te maken. Door in het klein te oefenen en te ervaren wat deze verbinding de gebruikers oplevert. Dat laatste kost tijd en verklaart waarom je acht jaar na de oplevering van de Moreelsebrug (als onderdeel van een reeks geplande veranderactiviteiten) nog steeds verwachtingen kunt hebben over wat deze verandering adaptief kan opleveren.

Afsluiting

“Ik hoop dat als je hier straks woont of komt en al die nieuwbouw ziet, dat je ook nog iets van de geschiedenis ziet. Dat ene huisje uit de tijd van de hoveniers, de jaren 30 bebouwing van de Croeselaan en misschien ook wel iets uit de periode van de Jaarbeurs. Het is juist die mix van oud en nieuw die de stad interessant maakt. Dus ik hoop dat mensen dát gaan ervaren.” stelt de eerdergenoemde architectuurhistoricus.

Leike sluit haar masterclass af met een treffend inzicht: ‘Veranderen is een evenwichtsoefening die nooit stopt. Het is balans houden, waarbij het je door vol te houden steeds beter lukt om verandering te realiseren. Zijn die veranderingen ooit af? Nee, maar het is het wel waard om de balans te blijven zoeken.’
En daar sluit ik me bij aan. De diversiteit aan perspectieven die experts gaven op het doorontwikkelen van Beurskwartier gaven me een meervoudig beeld van hoe je kunt kijken naar verandering in een totaal ander vakgebied. Verandering die in Beurskwartier letterlijk dagelijks zichtbaar is, zijn sporen heeft achtergelaten en ook niet ophoudt. Want straks zijn de bouwvakker, het bouwhek en de hijskraan weg, maar dat betekent niet dat dit stukje stad zich niet blijft ontwikkelen. De balansoefening tussen aantrekkelijk groen, een breed spoorwegkruispunt en de binnenstad blijft nodig om Beurskwartier nu én in de toekomst robuust te houden als groene ‘place to be’.