Eind november. Een alumnibijeenkomst over het nieuwe boek van Marijke Spanjersberg ‘Tussentaal’ voor SVO‘ers en ECM‘ers. Waarom die selectie? Dat zijn oud-deelnemers van Sioo-trajecten waar de inhoud die Marijke Spanjersberg met haar systeembril brengt nadrukkelijk in is langsgekomen. En dat heeft die doelgroep niet onberoerd gelaten: binnen anderhalve dag was de bijeenkomst overtekend en het enthousiasme was in Antropia voelbaar in de ruimte.
Buiten een echte herfstdag: nat en koud. Toch heeft de Tuinkamer van Antropia sfeer en kan je in het bos erom heen de herten zien lopen. Dan druppelen de alumni van de ECM en SVO binnen: hartelijke begroetingen en onder het genot van een kopje koffie of thee wordt er bijgepraat. Het gonst van verwachting, maar ook van het plezier om elkaar terug te zien. Ook zonder gast zou het een fijne avond geworden zijn.
Programmamanager van de ECM Wilfred Verweij heeft even moeite om boven de enthousiaste gesprekken uit te komen en de gast en spreker van deze bijeenkomst aan te kondigen. Na een woord van welkom spreekt hij Marijke toe: ’Iedereen in deze zaal heeft al eens met je mogen werken. Ze komen natuurlijk ook voor jouw boek, maar in eerste instantie toch voor jou, Marijke. Ik heb het concept mogen gelezen en het boek bevat nieuw gereedschap voor organisatieontwikkeling en conflicten geïnspireerd door het werken met klanten en deelnemers en hun casuïstiek’.
Waarom doet Sebastiaan wat hij doet?
Marijke trapt de middag af met het gedicht ‘De spin Sebastiaan’ van Annie M.G. Schmidt. Vervolgens geeft ze de zaal de opdracht een antwoord te vinden op de vraag: ‘Waarom doet Sebastiaan wat hij doet?’ Direct beginnen de gesprekken met elkaar en de oogst is groot als Marijke antwoorden ophaalt en op een flipover schrijft:
- Instinct: Sebastiaan kan niet anders;
- Hij slaat de tips van anderen in de wind. Hij is eigenwijs en de gevolgen worden daardoor erger;
- De groep andere spinnen zet Sebastiaan onder druk, waardoor hij zich wel moet verzetten of conformeren;
- Sebastiaan neemt de woorden van de andere spinnen heel letterlijk;
- Taal van de nuance ontbreekt: het is zwart of wit, buiten of binnen, koud of warm;
- Waarom heeft deze Sebastiaan een drang?;
- De dood is onvermijdelijk;
- Mensen hebben ook drang: zij willen door te vegen, dat het schoon is achter het gordijn;
- Hij is opgeveegd, maar misschien niet dood;
- De andere spinnen zijn oudere spinnen en ervaringsdeskundig. Sebastiaan weet nog niet hoe het werkt en dat het gevaarlijk is achter het gordijn.
Iedereen ziet wel iets anders in de woorden van het gedicht en de ene interpretatie wekt de andere op. Marijke: ‘Een beetje systeemdenker weet dat er altijd een spin is met de meeste drang. En we vergroten het systeem in focus door de mens toe te voegen aan het systeem’. Het gesprek over het gedicht laat zien hoeveel betekenislagen er in een eenvoudig gedicht gevonden kunnen worden. Over die betekenislagen wil Marijke het graag met ons hebben en ze belooft aan het einde van de bijeenkomst terug te komen op de spin Sebastiaan.
Taal van toenemende internalisering
Dan duikt Marijke met ons de geschiedenis in: ’Iemand die heel erg heeft nagedacht over betekenislagen is Charles Taylor, een Canadese filosoof. Hij schreef een indrukwekkend boek ‘De bronnen van het zelf’. Hij heeft hierin de Westerse cultuurgeschiedenis onderzocht op wat de dominante ideeën zijn in onze culturele geschiedenis en hoe die zich tot elkaar verhouden en wat dat ons leert over hoe wij nu over onszelf nadenken’. Marijke verklapt alvast de conclusie: ’Charles Taylor zegt dat onze geschiedenis vanaf de Grieken, dus het denken over onszelf, een geschiedenis is van toenemende internalisering. En ook de taal is vooral een taal geworden die past bij internalisering en nauwelijks taal heeft voor relaties.
Zo schetst Marijke de ontwikkeling naar steeds verder gaande internalisering: van de draaischijf van Plato, die stelt dat we ons moeten wenden naar het goede buiten onszelf: het goede, ware en schone buiten ons met de ziel als kompas in het midden. Daarna Augustinus die ons leert eerst naar binnen te keren en dan naar boven (god). Je moet in jezelf de waarheid vinden en die in een soort ‘spirituele buizenpost’ afstemmen met het goddelijke, dus van boven naar beneden en terug, maar niet naar opzij. Nog een stap verder in de geschiedenis vraagt Montaigne zich af of je God wel zal vinden, maar zegt: ‘Je kunt in ieder geval jezelf vinden’. Hij wordt hiermee de grondlegger van het zelfonderzoek: op zoek in onszelf, naar onszelf.
Inmiddels zijn we aangekomen bij Descartes eind 16de eeuw in de reis naar steeds verdergaande internalisering. Descartes stelt dat er in ieder mens een ratio, een denkende geest en een vrije wil zit. Daarmee geeft Descartes de mens regie over hoe hij/zij de wereld en zichzelf beschouwt. John Locke zet dan de laatste stap door de denksprong te maken dat als je een vrije wil hebt, een rationele geest en je kunt naar binnen kijken, dat je dan ook jezelf kan veranderen. Want wat je van binnen ziet wat je niet bevalt, vervang je door iets anders, waarmee de zelfverbeteringsideologie is geboren.
In de Romantiek schreef Goethe ‘Das Leiden des Jungen Werthes’ en vanaf dat moment hebben we niet alleen een ratio, een vrije wil, maar ook emoties, die gehoord mogen worden en in taal beschreven. Dat brengt het probleem met zich mee dat vrije wil en ratio zich niet altijd goed verhouden tot emoties. Freud voegt hier het onderbewuste aan toe en stelt: ons bewuste denken is maar het topje van de ijsberg. Deze ontdekking wordt wel eens één van de drie meest wereldschokkende ontdekkingen genoemd, naast de ontdekking dat wij niet het centrum van het heelal zijn en de wereld niet plat is. Soms onthult het onbewuste zich door middel van symptomen, maar vaker moet je diep in jezelf graven om een beetje te snappen wat er allemaal zit.
Taylor zegt: ‘In de loop der eeuwen hebben we onze binnenwereld enorm interessant gemaakt. Daar is 23 eeuwen aan gewerkt. En we hebben steeds meer taal ontwikkeld om over die binnenwereld te communiceren. Dan dringt de vraag zich op: ‘Zou het nog lukken om over jezelf te denken zoals Plato deed vanuit een leeg zelf?’ Taylor gebruikt in zijn boek als metafoor een rotsblok dat is ontstaan uit alle lagen met ideeën die in de eeuwen zijn ontstaan. Hij heeft het rotsblok doorgezaagd en de lagen beschreven, waarbij hij constateert dat er nauwelijks ideeën zijn verdwenen en dat de blik naar binnen het heeft gewonnen van de blik naar buiten van Plato.
Kijk ook naar onze taal die ook door de eeuwen heen steeds meer naar binnen gericht raakte.
‘Een voorlichtingsbijeenkomst heet vandaag de dag een inspiratiesessie. Of in een wervingstekst voor Optima College: ‘word jezelf of ……’ en van een leiderschapsprogramma ‘Het is een uitdaging u te laten groeien in uw authenticiteit’’. Dat laatste is een intrinsiek paradoxale opdracht, waarin er wordt uitgegaan van het feit dat authenticiteit een waarde in zich is waar je aan kunt werken en dat het daar dan ook beter van wordt. Leiderschap als individuele competentie en niet als een relationele verantwoordelijkheid. Marijke: ‘En de relatie gaat nooit op cursus’.
Paradoxale boodschappen
Ondanks al het systeemdenken zie je ook heel veel ‘stukjesdenken’ en heel veel individualiserend en psychologiserend denken. Dat is de context waarin wij leven en het gebeurt met de beste bedoelingen, wel altijd vanuit een bepaald paradigma. Dit paradigma produceert bij Marijke het soort ongemak waar haar boek ‘Tussentaal’ over gaat. Redeneren vanuit dit paradigma suggereert namelijk dat wij in iemand kunnen kijken en dat wij die binnenkant ook kunnen sturen. ‘Ik wil dat mensen uit zichzelf gemotiveerd raken en eigenaarschap gaan tonen’. Het managementjargon staat bol van paradoxale boodschappen waarin het ultieme verlangen verscholen zit dat mensen uit zichzelf doen wat jij wilt.
Om het op scherp te zetten kun je twee denkwijzen formuleren:
het ‘in mensen’-paradigma waarbij wat je niet ziet van meer betekenis is dan wat je wel ziet. Denken dat er van buitenaf een beter weten is over wat er zich in de ander afspeelt. Hier is serieus onderzoek naar gedaan wat aantoont dat wij hele slechte mind readers zijn. In een experimentele setting zat 20% van de ondervraagden goed met hun veronderstelling van wat de ander dacht. In 80% zaten ze er gigantisch naast. Vrouwen zijn er niet beter in dan mannen, maar vrouwen zijn gemotiveerder om zich in een ander te verdiepen en daarom stellen ze meer vragen. Maar als mannen er voor beloond worden verdwijnt het verschil. Als je elkaar langer kent word je er steeds slechter in, dan doe je namelijk steeds gemakkelijker aannames. Het enige dat helpt is gezamenlijke contextinformatie en elkaar vragen stellen. In dit paradigma heeft ieder mens de verantwoordelijkheid om aan zichzelf te werken.
Bij het ‘tussen mensen’-paradigma waarbij we niet in mensen kijken maar tussen mensen, zou de stelling kunnen zijn: ‘Kijken naar de oppervlakte is niet oppervlakkig, daar gebeurt namelijk heel veel’. Hier hebben we niet zoveel oog voor en ook niet zoveel taal. Dit was de motivatie om het boek te gaan schrijven. Als we tussen mensen praten: welke woorden gebruiken we dan om te duiden wat er aan de oppervlakte gebeurt en wat er tussen mensen heen en weer gaat?
Diepte en oppervlakte zijn beide meetkundige termen, toch gaat diepte boven oppervlakte (suggestie van oppervlakkig). Maar als je de diepte in wil, dan vraagt dat transparantie, anders zie je niets. Daarmee produceer je een openheidsnorm waarbij je je ziel en zaligheid op tafel moet leggen.
Als we ‘tussen mensen’ praten:
- doen we het met dat wat we allemaal kunnen zien en horen
- omarmen we ons menselijk tekort
In het boek kijkt Marijke niet naar individuele competenties maar naar relationele verantwoordelijkheid en probeert ze de wederkerigheid terug in de taal te krijgen. Daar heeft ze 9 vormen voor gevonden, waar ze er vier van belicht:
1. Verschiltaal
Bateson: ‘Information is any difference which makes a difference’ . Verschil is informatie.
Wat voorbeelden:
‘De collega’s vinden haar onvoorspelbaar’ is in verschiltaal: ‘De collega’s kunnen elkaar beter begrijpen dan haar’.
‘De leidinggevende is een controlfreak’ is in verschiltaal: ‘De leidinggevende controleert meer dan de medewerkers wensen’.
‘De coördinator is een einzelgänger’ is in verschiltaal: ‘De coördinator doet meer in zijn eentje dan de andere coördinatoren’.
In de voorbeelden focus je op het verschil en blijf je weg bij de persoon waardoor je de tussenruimte gaat verkennen. Dit kun je gewoon oefenen door te hertalen in verschiltaal.
2. Externaliserende taal over emoties
Een inzicht uit de narratieve systeemtherapie dat zich verzet tegen internaliserend denken. Wij denken over emoties als condities in onszelf. Het verdriet of de machteloosheid zit in ons en in de ander. Externaliserende taal maakt van de emotie een actor waardoor het buiten de persoon te plaatsen is. De actor laat jou iets doen, nestelt zich tussen jou en de ander en wat is daarvan de relationele impact.
Voorbeelden:
– ‘Waarom maak je je zo druk’ is in externaliserende taal ‘Wat weigert de Boosheid te accepteren?’
– ‘Waar zit je kwetsbaarheid’ is in externaliserende taal ‘Waar maakt de bezorgdheid zich hard voor?’
– ‘Waar zit je weerstand?’ is in externaliserende taal ‘Wat zijn jouw antwoorden op de verandering?’
– ‘Waar worstel je mee?’ is in externaliserende taal ‘Hoe nestelt de twijfel zich tussen jou en de ander?’
Deze taal is wennen, maar niet onmogelijk om in bestuurskamers toe te passen en leidt echt tot een ander gesprek.
3. Woorden relationeel aankleden – de-onbewoond-eiland-test
Heel veel woorden hebben zowel een individuele betekenis als een relationele betekenis, alleen onder druk van het internaliserende discours is die relationele betekenis ondergesneeuwd. ‘Medewerker’, ‘pakketbezorger’ en ‘leidinggevende’ zijn individuele beschrijvingen met een relationele component. De zaal krijgt een opdracht om van een aantal woorden te bepalen of zij al dan niet een relationele component hebben en buigt zich over vragen als:
Welke intrapsychische betekenissen roepen de woorden op? Welke associaties ontstaan als je probeert om deze woorden relationeel aan te kleden? Wat gebeurt en in je hoofd? En in je hart?
Maar ook over de vraag naar aanleiding van een uitspraak van Watzlawick: ‘Leiderschap is een steno-uitdrukking voor een bijzondere vorm van een voortdurende betrekking’: ‘Wat zou een nieuw relationeel woord voor leidinggevende kunnen zijn?’
Afdronk van de oefening: het is helemaal nog niet zo makkelijk om taal relationeel aan te kleden en vraagt een grondhouding die gaat over het oog hebben voor de tussenruimte.
4. Streepjestaal
Streepjestaal is voor de meeste deelnemers aan deze bijeenkomst een bekendere vorm van tussentaal. Alumni hebben in hun Sioo leergang kennis gemaakt met het in beeld brengen van driehoeksverhoudingen en daarin de wetmatigheden onderzocht. Een aantal uitgangspunten hierbij is:
– Er zijn geen losse problemen, problemen zitten altijd aan mensen vast (Van Dongen).
– Er zijn geen losse mensen, wij zijn relational beings (Gergen).
– De kwaliteit van de relatie kleurt hoe wij de inhoud verstaan (Watzlawick).
In de jaren 60 van de vorige eeuw werd er door interdisciplinaire wetenschappers gezocht naar een overkoepelende wetenschappelijke taal. Het idee was dat dat het systeemdenken zou kunnen zijn. Een van de vruchten van de conferenties waarop dit plaatsvond was dat psychiaters en antropologen zich realiseerden dat je kon rekenen aan de hand van feedback. Zo ontstond de wiskunde als metafoor om menselijke relaties te begrijpen.
Watzlawick illustreerde het feit dat de uitkomst wordt bepaald door de relatie met het volgende rekenvoorbeeld:
5 + 3 = 8
5 – 3 = 2
5 x 3 = 15
5 : 3 = 1,67
De individuen blijven iedere keer hetzelfde maar het verbindend element(de relatie) bepaalt de uitkomst van de som en die verschilt nogal. Marijke legt aan de hand van een sheet nogmaals de theorie van de triades uit -een zucht van herkenning gaat door de zaal- en strooit dan nog een aantal uiterst bruikbare inzichten rond:
– gedrag is altijd logisch, niet altijd handig;
– begin bij gedoe niet in het centrum, maar net er naast;
– smeed het ijzer als het is afgekoeld;
– versterk meervoudige partijdigheid. Elk systeem heeft een Zwitserland nodig: is die er niet, maak hem dan – tussenpersonen spreken de taal die nog door iedereen gehoord kan worden (feiten, nuance);
– maak verbinding waar geen verbinding is: een vitaal systeem is goed verknoopt;
– maak relaties losser die te hecht zijn geworden;
– benut verschillen: wie binnen een coalitie zou het eerst geneigd zijn om een stap te zetten?
– tussentaal heeft een sterke visuele component: visualiseren is een vorm van externaliseren, zorgen voor tussenruimte;
– tussentaal is machtsvrij denken;
– zowel internaliseren als externaliseren zorgen voor ongemak;
– definieer een ondergrens in plaats van een bovengrens.
Na nog een aantal hersen-krakende oefeningen en de uitnodiging van Marijke om haar een brief te schrijven en met haar in dialoog te gaan, leest zij haar toevoeging aan het gedicht van Annie M.G. Schmidt ‘De spin Sebastiaan’: indrukwekkend in haar eenvoud. Wat ons brengt tot de slotsom van deze bijeenkomst: tussentaal en systeemdenken: ‘It’s simple but not easy’.
Lees over Tussentaal, ontdek SVO en ECM
Eind november. Een alumnibijeenkomst over het nieuwe boek van Marijke Spanjersberg ‘Tussentaal’ voor SVO‘ers en ECM‘ers. Waarom die selectie? Dat zijn oud-deelnemers van Sioo-trajecten waar de inhoud die Marijke Spanjersberg met haar systeembril brengt nadrukkelijk in is langsgekomen. En dat heeft die doelgroep niet onberoerd gelaten: binnen anderhalve dag was de bijeenkomst overtekend en het enthousiasme was in Antropia voelbaar in de ruimte.
Buiten een echte herfstdag: nat en koud. Toch heeft de Tuinkamer van Antropia sfeer en kan je in het bos erom heen de herten zien lopen. Dan druppelen de alumni van de ECM en SVO binnen: hartelijke begroetingen en onder het genot van een kopje koffie of thee wordt er bijgepraat. Het gonst van verwachting, maar ook van het plezier om elkaar terug te zien. Ook zonder gast zou het een fijne avond geworden zijn.
Programmamanager van de ECM Wilfred Verweij heeft even moeite om boven de enthousiaste gesprekken uit te komen en de gast en spreker van deze bijeenkomst aan te kondigen. Na een woord van welkom spreekt hij Marijke toe: ’Iedereen in deze zaal heeft al eens met je mogen werken. Ze komen natuurlijk ook voor jouw boek, maar in eerste instantie toch voor jou, Marijke. Ik heb het concept mogen gelezen en het boek bevat nieuw gereedschap voor organisatieontwikkeling en conflicten geïnspireerd door het werken met klanten en deelnemers en hun casuïstiek’.
Waarom doet Sebastiaan wat hij doet?
Marijke trapt de middag af met het gedicht ‘De spin Sebastiaan’ van Annie M.G. Schmidt. Vervolgens geeft ze de zaal de opdracht een antwoord te vinden op de vraag: ‘Waarom doet Sebastiaan wat hij doet?’ Direct beginnen de gesprekken met elkaar en de oogst is groot als Marijke antwoorden ophaalt en op een flipover schrijft:
- Instinct: Sebastiaan kan niet anders;
- Hij slaat de tips van anderen in de wind. Hij is eigenwijs en de gevolgen worden daardoor erger;
- De groep andere spinnen zet Sebastiaan onder druk, waardoor hij zich wel moet verzetten of conformeren;
- Sebastiaan neemt de woorden van de andere spinnen heel letterlijk;
- Taal van de nuance ontbreekt: het is zwart of wit, buiten of binnen, koud of warm;
- Waarom heeft deze Sebastiaan een drang?;
- De dood is onvermijdelijk;
- Mensen hebben ook drang: zij willen door te vegen, dat het schoon is achter het gordijn;
- Hij is opgeveegd, maar misschien niet dood;
- De andere spinnen zijn oudere spinnen en ervaringsdeskundig. Sebastiaan weet nog niet hoe het werkt en dat het gevaarlijk is achter het gordijn.
Iedereen ziet wel iets anders in de woorden van het gedicht en de ene interpretatie wekt de andere op. Marijke: ‘Een beetje systeemdenker weet dat er altijd een spin is met de meeste drang. En we vergroten het systeem in focus door de mens toe te voegen aan het systeem’. Het gesprek over het gedicht laat zien hoeveel betekenislagen er in een eenvoudig gedicht gevonden kunnen worden. Over die betekenislagen wil Marijke het graag met ons hebben en ze belooft aan het einde van de bijeenkomst terug te komen op de spin Sebastiaan.
Taal van toenemende internalisering
Dan duikt Marijke met ons de geschiedenis in: ’Iemand die heel erg heeft nagedacht over betekenislagen is Charles Taylor, een Canadese filosoof. Hij schreef een indrukwekkend boek ‘De bronnen van het zelf’. Hij heeft hierin de Westerse cultuurgeschiedenis onderzocht op wat de dominante ideeën zijn in onze culturele geschiedenis en hoe die zich tot elkaar verhouden en wat dat ons leert over hoe wij nu over onszelf nadenken’. Marijke verklapt alvast de conclusie: ’Charles Taylor zegt dat onze geschiedenis vanaf de Grieken, dus het denken over onszelf, een geschiedenis is van toenemende internalisering. En ook de taal is vooral een taal geworden die past bij internalisering en nauwelijks taal heeft voor relaties.
Zo schetst Marijke de ontwikkeling naar steeds verder gaande internalisering: van de draaischijf van Plato, die stelt dat we ons moeten wenden naar het goede buiten onszelf: het goede, ware en schone buiten ons met de ziel als kompas in het midden. Daarna Augustinus die ons leert eerst naar binnen te keren en dan naar boven (god). Je moet in jezelf de waarheid vinden en die in een soort ‘spirituele buizenpost’ afstemmen met het goddelijke, dus van boven naar beneden en terug, maar niet naar opzij. Nog een stap verder in de geschiedenis vraagt Montaigne zich af of je God wel zal vinden, maar zegt: ‘Je kunt in ieder geval jezelf vinden’. Hij wordt hiermee de grondlegger van het zelfonderzoek: op zoek in onszelf, naar onszelf.
Inmiddels zijn we aangekomen bij Descartes eind 16de eeuw in de reis naar steeds verdergaande internalisering. Descartes stelt dat er in ieder mens een ratio, een denkende geest en een vrije wil zit. Daarmee geeft Descartes de mens regie over hoe hij/zij de wereld en zichzelf beschouwt. John Locke zet dan de laatste stap door de denksprong te maken dat als je een vrije wil hebt, een rationele geest en je kunt naar binnen kijken, dat je dan ook jezelf kan veranderen. Want wat je van binnen ziet wat je niet bevalt, vervang je door iets anders, waarmee de zelfverbeteringsideologie is geboren.
In de Romantiek schreef Goethe ‘Das Leiden des Jungen Werthes’ en vanaf dat moment hebben we niet alleen een ratio, een vrije wil, maar ook emoties, die gehoord mogen worden en in taal beschreven. Dat brengt het probleem met zich mee dat vrije wil en ratio zich niet altijd goed verhouden tot emoties. Freud voegt hier het onderbewuste aan toe en stelt: ons bewuste denken is maar het topje van de ijsberg. Deze ontdekking wordt wel eens één van de drie meest wereldschokkende ontdekkingen genoemd, naast de ontdekking dat wij niet het centrum van het heelal zijn en de wereld niet plat is. Soms onthult het onbewuste zich door middel van symptomen, maar vaker moet je diep in jezelf graven om een beetje te snappen wat er allemaal zit.
Taylor zegt: ‘In de loop der eeuwen hebben we onze binnenwereld enorm interessant gemaakt. Daar is 23 eeuwen aan gewerkt. En we hebben steeds meer taal ontwikkeld om over die binnenwereld te communiceren. Dan dringt de vraag zich op: ‘Zou het nog lukken om over jezelf te denken zoals Plato deed vanuit een leeg zelf?’ Taylor gebruikt in zijn boek als metafoor een rotsblok dat is ontstaan uit alle lagen met ideeën die in de eeuwen zijn ontstaan. Hij heeft het rotsblok doorgezaagd en de lagen beschreven, waarbij hij constateert dat er nauwelijks ideeën zijn verdwenen en dat de blik naar binnen het heeft gewonnen van de blik naar buiten van Plato.
Kijk ook naar onze taal die ook door de eeuwen heen steeds meer naar binnen gericht raakte.
‘Een voorlichtingsbijeenkomst heet vandaag de dag een inspiratiesessie. Of in een wervingstekst voor Optima College: ‘word jezelf of ……’ en van een leiderschapsprogramma ‘Het is een uitdaging u te laten groeien in uw authenticiteit’’. Dat laatste is een intrinsiek paradoxale opdracht, waarin er wordt uitgegaan van het feit dat authenticiteit een waarde in zich is waar je aan kunt werken en dat het daar dan ook beter van wordt. Leiderschap als individuele competentie en niet als een relationele verantwoordelijkheid. Marijke: ‘En de relatie gaat nooit op cursus’.
Paradoxale boodschappen
Ondanks al het systeemdenken zie je ook heel veel ‘stukjesdenken’ en heel veel individualiserend en psychologiserend denken. Dat is de context waarin wij leven en het gebeurt met de beste bedoelingen, wel altijd vanuit een bepaald paradigma. Dit paradigma produceert bij Marijke het soort ongemak waar haar boek ‘Tussentaal’ over gaat. Redeneren vanuit dit paradigma suggereert namelijk dat wij in iemand kunnen kijken en dat wij die binnenkant ook kunnen sturen. ‘Ik wil dat mensen uit zichzelf gemotiveerd raken en eigenaarschap gaan tonen’. Het managementjargon staat bol van paradoxale boodschappen waarin het ultieme verlangen verscholen zit dat mensen uit zichzelf doen wat jij wilt.
Om het op scherp te zetten kun je twee denkwijzen formuleren:
het ‘in mensen’-paradigma waarbij wat je niet ziet van meer betekenis is dan wat je wel ziet. Denken dat er van buitenaf een beter weten is over wat er zich in de ander afspeelt. Hier is serieus onderzoek naar gedaan wat aantoont dat wij hele slechte mind readers zijn. In een experimentele setting zat 20% van de ondervraagden goed met hun veronderstelling van wat de ander dacht. In 80% zaten ze er gigantisch naast. Vrouwen zijn er niet beter in dan mannen, maar vrouwen zijn gemotiveerder om zich in een ander te verdiepen en daarom stellen ze meer vragen. Maar als mannen er voor beloond worden verdwijnt het verschil. Als je elkaar langer kent word je er steeds slechter in, dan doe je namelijk steeds gemakkelijker aannames. Het enige dat helpt is gezamenlijke contextinformatie en elkaar vragen stellen. In dit paradigma heeft ieder mens de verantwoordelijkheid om aan zichzelf te werken.
Bij het ‘tussen mensen’-paradigma waarbij we niet in mensen kijken maar tussen mensen, zou de stelling kunnen zijn: ‘Kijken naar de oppervlakte is niet oppervlakkig, daar gebeurt namelijk heel veel’. Hier hebben we niet zoveel oog voor en ook niet zoveel taal. Dit was de motivatie om het boek te gaan schrijven. Als we tussen mensen praten: welke woorden gebruiken we dan om te duiden wat er aan de oppervlakte gebeurt en wat er tussen mensen heen en weer gaat?
Diepte en oppervlakte zijn beide meetkundige termen, toch gaat diepte boven oppervlakte (suggestie van oppervlakkig). Maar als je de diepte in wil, dan vraagt dat transparantie, anders zie je niets. Daarmee produceer je een openheidsnorm waarbij je je ziel en zaligheid op tafel moet leggen.
Als we ‘tussen mensen’ praten:
- doen we het met dat wat we allemaal kunnen zien en horen
- omarmen we ons menselijk tekort
In het boek kijkt Marijke niet naar individuele competenties maar naar relationele verantwoordelijkheid en probeert ze de wederkerigheid terug in de taal te krijgen. Daar heeft ze 9 vormen voor gevonden, waar ze er vier van belicht:
1. Verschiltaal
Bateson: ‘Information is any difference which makes a difference’ . Verschil is informatie.
Wat voorbeelden:
‘De collega’s vinden haar onvoorspelbaar’ is in verschiltaal: ‘De collega’s kunnen elkaar beter begrijpen dan haar’.
‘De leidinggevende is een controlfreak’ is in verschiltaal: ‘De leidinggevende controleert meer dan de medewerkers wensen’.
‘De coördinator is een einzelgänger’ is in verschiltaal: ‘De coördinator doet meer in zijn eentje dan de andere coördinatoren’.
In de voorbeelden focus je op het verschil en blijf je weg bij de persoon waardoor je de tussenruimte gaat verkennen. Dit kun je gewoon oefenen door te hertalen in verschiltaal.
2. Externaliserende taal over emoties
Een inzicht uit de narratieve systeemtherapie dat zich verzet tegen internaliserend denken. Wij denken over emoties als condities in onszelf. Het verdriet of de machteloosheid zit in ons en in de ander. Externaliserende taal maakt van de emotie een actor waardoor het buiten de persoon te plaatsen is. De actor laat jou iets doen, nestelt zich tussen jou en de ander en wat is daarvan de relationele impact.
Voorbeelden:
– ‘Waarom maak je je zo druk’ is in externaliserende taal ‘Wat weigert de Boosheid te accepteren?’
– ‘Waar zit je kwetsbaarheid’ is in externaliserende taal ‘Waar maakt de bezorgdheid zich hard voor?’
– ‘Waar zit je weerstand?’ is in externaliserende taal ‘Wat zijn jouw antwoorden op de verandering?’
– ‘Waar worstel je mee?’ is in externaliserende taal ‘Hoe nestelt de twijfel zich tussen jou en de ander?’
Deze taal is wennen, maar niet onmogelijk om in bestuurskamers toe te passen en leidt echt tot een ander gesprek.
3. Woorden relationeel aankleden – de-onbewoond-eiland-test
Heel veel woorden hebben zowel een individuele betekenis als een relationele betekenis, alleen onder druk van het internaliserende discours is die relationele betekenis ondergesneeuwd. ‘Medewerker’, ‘pakketbezorger’ en ‘leidinggevende’ zijn individuele beschrijvingen met een relationele component. De zaal krijgt een opdracht om van een aantal woorden te bepalen of zij al dan niet een relationele component hebben en buigt zich over vragen als:
Welke intrapsychische betekenissen roepen de woorden op? Welke associaties ontstaan als je probeert om deze woorden relationeel aan te kleden? Wat gebeurt en in je hoofd? En in je hart?
Maar ook over de vraag naar aanleiding van een uitspraak van Watzlawick: ‘Leiderschap is een steno-uitdrukking voor een bijzondere vorm van een voortdurende betrekking’: ‘Wat zou een nieuw relationeel woord voor leidinggevende kunnen zijn?’
Afdronk van de oefening: het is helemaal nog niet zo makkelijk om taal relationeel aan te kleden en vraagt een grondhouding die gaat over het oog hebben voor de tussenruimte.
4. Streepjestaal
Streepjestaal is voor de meeste deelnemers aan deze bijeenkomst een bekendere vorm van tussentaal. Alumni hebben in hun Sioo leergang kennis gemaakt met het in beeld brengen van driehoeksverhoudingen en daarin de wetmatigheden onderzocht. Een aantal uitgangspunten hierbij is:
– Er zijn geen losse problemen, problemen zitten altijd aan mensen vast (Van Dongen).
– Er zijn geen losse mensen, wij zijn relational beings (Gergen).
– De kwaliteit van de relatie kleurt hoe wij de inhoud verstaan (Watzlawick).
In de jaren 60 van de vorige eeuw werd er door interdisciplinaire wetenschappers gezocht naar een overkoepelende wetenschappelijke taal. Het idee was dat dat het systeemdenken zou kunnen zijn. Een van de vruchten van de conferenties waarop dit plaatsvond was dat psychiaters en antropologen zich realiseerden dat je kon rekenen aan de hand van feedback. Zo ontstond de wiskunde als metafoor om menselijke relaties te begrijpen.
Watzlawick illustreerde het feit dat de uitkomst wordt bepaald door de relatie met het volgende rekenvoorbeeld:
5 + 3 = 8
5 – 3 = 2
5 x 3 = 15
5 : 3 = 1,67
De individuen blijven iedere keer hetzelfde maar het verbindend element(de relatie) bepaalt de uitkomst van de som en die verschilt nogal. Marijke legt aan de hand van een sheet nogmaals de theorie van de triades uit -een zucht van herkenning gaat door de zaal- en strooit dan nog een aantal uiterst bruikbare inzichten rond:
– gedrag is altijd logisch, niet altijd handig;
– begin bij gedoe niet in het centrum, maar net er naast;
– smeed het ijzer als het is afgekoeld;
– versterk meervoudige partijdigheid. Elk systeem heeft een Zwitserland nodig: is die er niet, maak hem dan – tussenpersonen spreken de taal die nog door iedereen gehoord kan worden (feiten, nuance);
– maak verbinding waar geen verbinding is: een vitaal systeem is goed verknoopt;
– maak relaties losser die te hecht zijn geworden;
– benut verschillen: wie binnen een coalitie zou het eerst geneigd zijn om een stap te zetten?
– tussentaal heeft een sterke visuele component: visualiseren is een vorm van externaliseren, zorgen voor tussenruimte;
– tussentaal is machtsvrij denken;
– zowel internaliseren als externaliseren zorgen voor ongemak;
– definieer een ondergrens in plaats van een bovengrens.
Na nog een aantal hersen-krakende oefeningen en de uitnodiging van Marijke om haar een brief te schrijven en met haar in dialoog te gaan, leest zij haar toevoeging aan het gedicht van Annie M.G. Schmidt ‘De spin Sebastiaan’: indrukwekkend in haar eenvoud. Wat ons brengt tot de slotsom van deze bijeenkomst: tussentaal en systeemdenken: ‘It’s simple but not easy’.