Please ensure Javascript is enabled for purposes of website accessibility

Blijf op de hoogte

Overzicht

Tijdloze lessen voor het werken aan maatschappelijke opgaven

Blogpost 20 Aug 2024

Op basis van het boek ‘De stad’ van Marcel van Engelen

De stad, het verhaal van Amsterdam van 1980 tot vandaag” (2024) van Marcel van Engelen beschrijft de ontwikkeling van Amsterdam vanaf zijn dieptepunt in de jaren 80 tot de aantrekkelijke internationale metropool die het nu is. Je kunt het lezen als de geschiedenis van de stad, maar je kunt het ook lezen als een reflectie op werken aan maatschappelijk opgaven. Zo begon ik er niet aan. Ik ben wel geïnteresseerd in steden. Amsterdam vond ik altijd saai, een centrum als een openluchtmuseum. Ik ben een Rotterdamse, groeide op in de omringende gemeentes en ging naar de middelbare school in Rotterdam. Een stad waar toen eeuwig gebouwd werd. Dat zag ik als een gegeven. Ik denk dat ik, toen ik ging studeren, zeker een 15-tal jaren Rotterdam niet bezocht heb. Toen ik er terugkwam werd er tot mijn verbazing nog steeds gebouwd. En als je er vandaag de dag komt, nog steeds. Rotterdam bouwt in het hart van de stad. En elk gebouw is weer een verrassing. Dus ik was benieuwd naar het verhaal van Amsterdam dat ik ook heb zien veranderen. Ooit was ik jaloers op de collega-studenten in Amsterdam die zo makkelijk leuke etages in de stad konden vinden en nu hoor ik de verhalen over de oververhitte woningmarkt. En ja, ik las het bijzonder goed geschreven en gedocumenteerde verhaal van De stad, maar ik las vooral een aantal lessen voor het werken aan de maatschappelijke opgaven van vandaag.

Het dieptepunt
Amsterdam was in de jaren 80 een stad vol oude slechte huizen, vooral sociale woningbouw (op enkele buurten na, zoals bijv. Amsterdam-Zuid, hadden de meeste wijken maar een heel klein percentage koopwoningen) met betaalbare huren voor de mensen die het ook zeker niet breed hadden. In smalle straten met grote verkeersproblemen, die alleen nog maar zouden toenemen. En tal van no-go area’s met stadse problematiek van prostitutie, drugsoverlast en (kleine) criminaliteit. En opvallend: er woonden nog nooit zo weinig Amsterdammers in de stad. Wie kon, had de stad verlaten.

14 lessen die je tussen de regels door leest

1) Ontworpen en adaptief en samen met
De technocraten van de afdeling Stadsontwikkeling van de dienst Publieke werken wisten er wel raad mee. Die maakten plannen voor de stad. Hele wijken moesten plat voor de aanleg van tal van nieuwe doorgaande verbindingen en om nieuwe huizen te bouwen. Schoon schip: de stad weer als Tabula Rasa (Rotterdam Centrum was dat na de oorlog noodgedwongen. Nog in de oorlog werden daar al plannen gemaakt; voor het nieuwe centrum, met brede verkeersaders). En een stad vol nieuwe wijken en wegen verscheen op de tekentafels. Er werd ook daadwerkelijk een begin mee gemaakt. Totdat de bewoners in opstand kwamen. Ja natuurlijk wilden die betere huizen, maar niet deze en niet op deze manier. Er waren tal van vormen van verzet die met elkaar ertoe leidden dat er met de buurt voor de buurt gebouwd ging worden. Minder slopen, meer opknappen en vooral zoveel mogelijk het sociale weefsel intact laten.

Een les geleerd in de jaren 80, maar voor de grote maatschappelijke vraagstukken van vandaag nog steeds relevent, maar zo vaak vergeten: niet voor de mensen, maar met mensen. Geen technocratische oplossingen, maar aandacht voor het ontworpen systeem en het adaptieve systeem.

2) Gelijkwaardig maar niet gelijk
Met de betrokkelen, maar niet voor alles. Stedenbouw en architectuur is ook een vak en meebeslissen tot de plek van de lichtknopjes maakt het geheel niet altijd beter. En niet alle wensen zijn haalbaar en realistisch, want zeker als het om wonen gaat, willen we eigenlijk het liefst allemaal een boerderijtje op de Dam. Specialisten hebben wel degelijk toegevoegde waarde, maar het gaat om het samenspel.

3) De overheid aan zet
Het was de gemeente, met enorme financiering van het Rijk, want Amsterdam was ook een hele arme stad, die aan de slag ging. Ik vond het schrijnend om te lezen hoe laat andere investeerders pas aansloten. En dan alleen in situaties waarin duidelijk was dat hun investeringen zouden renderen. Toen er later een aantal PPS-constructies gevormd werden, trokken partijen zich daar ook schielijk uit terug toen het even tegen zat. Dat maakt weer eens zichtbaar dat grote maatschappelijke vraagstukken vaak toch in eerste instantie op de publieke sector worden afgewenteld. Toen, maar nu niet anders. Het staat niet in het boek, maar ik zie het toch echt ook als pleidooi voor meer belasting voor ondernemingen. Want uiteindelijk profiteren ze mee. Dat wordt in De stad ook zichtbaar.

4) Geen tekentafel-plan maar wel een visie
De technocraten aan zet werkt niet en alleen de burgers ook niet. Er was een visie op de stad nodig. Maatschappelijke opgaven vragen om een visie over in wat voor wereld we willen leven, wonen en werken. Amsterdam vond die visie, geïnspireerd door het gedachtegoed van Jane Jacobs (The death and life of great American cities). (Over haar en haar opponent schreef ik eerder de blog ‘Lijn en staf: partnerS in business‘). Een stedenbouwkundige die mensen en wijken centraal zette, oog had voor het sociale weefsel van de stad en een fel voorstander was van effect sorteren met kleine ingrepen. Zo wilde Amsterdam de stad vernieuwen. En inspiratie werd ook gevonden in Richard Florida’s boek “The rise of the creative class: and how it’s transforming work, leisure, community and everyday life”. Een idee dat naadloos aansloot bij de transformatie die gaande was. De industrie verdween uit de stad en ook steeds meer uit de randen van de stad. De creatieve sector, de kenniswerkers (Florida vindt consultants ook tot de creatieve klasse behoren) kwam ervoor in de plaats. Zo’n soort stad wilde Amsterdam zijn.

5) Zaadjes voor de visie
Een visie kan en mag groots en meeslepend zijn, maar als hij helemaal ontkoppeld is van de praktijk van alledag wordt het eerder een luchtkasteel. In Amsterdam waren eind jaren 80 al zaadjes aanwezig. De opkomst van bijvoorbeeld de digitale technologie, De Digitale Stad en bijvoorbeeld xs4all werden geïnitieerd en opgezet door krakers. Ook veel kunstenaars vestigden zich in de stad. Dat werd later ook een min of meer standaardinterventie: wil je een wijk nieuw leven inblazen, laat dan (tijdelijk) kunstenaars in de leegstaande panden trekken. Oftewel: er was een kleine – en zeker nog geen mainstream – kern van de creatieve sector aanwezig. Die soms wel het kind van de rekening was en voortdurend moest verhuizen.

6) Een visie kan niet zonder dragende personen
Visies ontstaan niet in het luchtledige, het zijn mensen die zich er hard voor maken, die denken: ja, dat is de ambitie. En het zijn de dragende personen die die visie de wereld in brengen en zorgen dat het een ambitie wordt die mensen en partijen verbindt. Amsterdam heeft in de verschillende periodes tussen de jaren 80 en nu nogal wat van die dragende personen gehad. Die allemaal (soms net iets anders verwoord) bleven staan voor die visie. Deze personen fungeerden als de Rattenvangers van Hamelen, die vooroplopen en mensen verzamelen en meekrijgen. Want de situatie in Amsterdam was er vanaf de start niet een waar met partijen om de tafel gezeten werd over de vraag: wat is onze gezamenlijke ambitie, wat zijn ieders belangen en hoe organiseren we het werken aan deze opgave. Nee, Amsterdam stond er alleen voor.

7) Alles tegelijk kan niet
Amsterdam is wijk-voor-wijk en in de wijk buurt-voor-buurt getransformeerd tot de stad van vandaag. Dat is een kwestie van keuzes maken en zien waar wanneer kansen en momentum is om aan de slag te gaan. En in Amsterdam was dat laatste soms wel een issue. In een bepaalde periode was de verharde krakersbeweging zo fel tegen opknappen, dat ze zich zelfs vervreemden van de mensen voor wie ze oorspronkelijk opkwamen. Ik herken dat. Toen we in Delft ‘hulp’ kregen van de Amsterdamse krakers was de lol er daar ook snel vanaf.

8) Je hebt de rebellen, de demonstranten wel nodig
Zonder een groep protesterende, rebellerende, demonstrerende, actievoerende betrokkenen kom je er ook niet. Dat zie je terug in Amsterdam, de rond enkele initiatiefnemenden verzamelde burgers zorgden ervoor dat de eerste technocratische plannen van tafel gingen en er voor de stad en met de stad gebouwd ging worden. Het waren de krakers die ervoor zorgden dat enkele complexen werden omgebouwd tot HAT-eenheden en in handen van corporaties kwamen. Ze agenderen, maken ruimte en gaan over tot handelen dat weer ander handelen mogelijk maakt. Denk aan Extinction Rebellion van nu en de anti-kernwapen-demonstraties van de jaren 80.

9) Meebewegen (binnen kaders)
Voor die gewenste stad had Amsterdam bedacht dat er achter en rond het Centraal Station een brede zone van bedrijven zou komen om ook het water bij de stad te betrekken. Wel eerst alleen de stadsoever, voor Noord was minder belangstelling. Maar de bedrijven wilden niet. Die wilden naar de Zuidas, daar waar eerder het World Trade Center was geopend. Dus gingen ze naar de Zuidas! Uiteindelijk heeft dat Amsterdam geen windeieren gelegd. De inkomsten van de grond daar maakten vele andere plannen mogelijk. En de IJ-oever is alsnog ontwikkeld, anders dan de bedoeling was, maar, persoonlijk denk ik wel beter.

10) Lange adem
De jaren 80 liggen nu een kleine 40 jaar achter ons en de stad zal permanent in ontwikkeling blijven. Maatschappelijke opgaven vragen nu eenmaal tijd. Ze zijn niet van de ene op de andere dag gefixt. Ze vragen dus ook vasthoudendheid. Vandaar het belang van die centrale visie die wisselingen in de kopgroep van trekkers mogelijk maakt. En het belang van meebewegen, want de rest van de wereld staat niet stil terwijl je bezig bent.

11) Leren en durven ingrijpen
De plannen voor de Bijlmer dateren nog uit de jaren 60. Ze pasten bij de technocratische stedenbouwkundige opvattingen van die tijd om heel vernieuwend alle stromen van verkeer en wonen en werken te ontkoppelen. Een mooi plan op papier, in de praktijk een ramp. Dat vraagt dus best een paar keer slikken om niet alleen te besluiten, maar ook daadwerkelijk te starten, met het afbreken van die mooie grote – en qua constructie nog in prima staat zijnde – flats. Toch heeft Amsterdam het gedurfd en gedaan. Jammer dat de vliegramp met het El Al-toestel mede de aanleiding was.

12) Open staan voor het onverwachte en onderzoek aannames
De ingreep in de Bijlmer en in tal van andere wijken werd mede ingegeven door de wens om buurten in zowel sociaal-economisch opzicht als qua samenstelling in (migratie) achtergrond meer te mengen. Maar wat bleek, de koopwoningen in de Bijlmer bijvoorbeeld werden betrokken door de welvarende Bijlmer-bevolking. Het was toch weer dat sociale weefsel dat de boventoon voerde. De aanname dat buurten ‘beter’ worden als ze op alle dimensies gemengder zijn, gaat niet op.

13) Het helpt als je de problematiek van binnenuit begrijpt
Een aantal van de Amsterdamse bestuurders, die belangrijke dragende personen voor de visie van Amsterdam waren, kenden de problematiek als geen ander. Het waren voormalig buurtactivisten die zich ingezet hadden voor bouwen met de buurt voor de buurt. Dat maakte de tegenstellingen tussen de bestuurders en de protestbeweging kleiner en de samenwerking tussen beide beter.

14) Als de koning(in) komt
Symboolwerking doet ertoe bij werken aan maatschappelijke opgaven. In De stad wordt het voorbeeld gegeven van de komst van Beatrix naar de opening van een plein in een wijk, waar de verdere opbouw en ontwikkeling nog in de kinderschoenen stond. Na de komst van Beatrix ging alles, inclusief het vinden van geld, makkelijker. Alsof ze haar zegen had gegeven. Misschien moeten we bij het werken aan maatschappelijke opgaven eens eerder ‘gek’ doen in plaats van altijd maar gewoon en no-nonsense.

Nog steeds de stad uit

In de jaren 80 ontvluchtte iedereen die daarvoor de middelen had de stad. En ‘mensen naar andere steden verhuizen’ was ook een tijdje deel van het Amsterdamse beleid. Nu vertrekken mensen wederom, omdat ze het niet langer kunnen betalen om in Amsterdam te wonen. Het is makkelijk om daar iets of iemand de schuld van in de schoenen te schuiven. Wat bijzonder prijzenswaardig is aan het verhaal van Marcel van Engelen is dat hij in een slothoofdstuk een zeer mooie systemische analyse geeft van op elkaar inwerkende actoren en factoren die met elkaar het patroon gemaakt hebben waarin Amsterdam nu beland is. In die analyse komt alles aan de orde: van de toeristen, de druk op de binnenstad, de woningmarkt, de economie, de groei van het aantal bewoners, aantal arbeidsplaatsen en de toename en aard van de huizenmarkt. Evenals de rentestand, landelijke wetgeving en veranderende regels, de huizenprijzen, de internationalisering, het talent, de diversiteit en superdiversiteit, de rol van de corporaties en particuliere verhuurders etc. Het boek De stad is zeer aan te raden en lezenswaardig voor professionals die betrokken zijn bij stedenbouwkundige en stadsontwikkelingsvraagstukken. Er valt veel te leren van de ontwikkelingen in Amsterdam.

Systemisch onderzoeken

Maatschappelijke opgaven zijn systemisch en spelen zich af in complexe adaptieve systemen. Die doorlopend proberen zo goed mogelijk te doorgronden (om daardoor ook te kunnen blijven handelen in die complexiteit) en de voor dat moment best mogelijke interventie in het systeem te kiezen, is belangrijk. Ingrijpen produceert een nieuw patroon in het systeem. Dat nieuwe patroon met 100% zekerheid kunnen voorspellen is onmogelijk. Elke ingreep heeft gewenste en ongewenste bijeffecten. Maar toch vraag ik me na het lezen van het boek af of er met de stad en voor de stad tussentijds de tijd en de ruimte is genomen om systemisch te onderzoeken wat de nieuwe patronen in wording waren en of die pasten bij de visie van de gewenste stad.

In het Sioo-opleidingsprogramma ‘Ontwerpend Samenwerken, met meer partijen werken aan complexe vraagstukken‘ komt de meest recente theorie aan de orde over het werken aan dergelijke maatschappelijke opgaven. De lessen uit De Stad sluiten daar heel mooi op aan. 

Marguerithe de Man (programmamanager bij Sioo)

Vind hier meer informatie over ‘Ontwerpend Samenwerken, met meer partijen werken aan complexe vraagstukken‘.

Op basis van het boek ‘De stad’ van Marcel van Engelen

De stad, het verhaal van Amsterdam van 1980 tot vandaag” (2024) van Marcel van Engelen beschrijft de ontwikkeling van Amsterdam vanaf zijn dieptepunt in de jaren 80 tot de aantrekkelijke internationale metropool die het nu is. Je kunt het lezen als de geschiedenis van de stad, maar je kunt het ook lezen als een reflectie op werken aan maatschappelijk opgaven. Zo begon ik er niet aan. Ik ben wel geïnteresseerd in steden. Amsterdam vond ik altijd saai, een centrum als een openluchtmuseum. Ik ben een Rotterdamse, groeide op in de omringende gemeentes en ging naar de middelbare school in Rotterdam. Een stad waar toen eeuwig gebouwd werd. Dat zag ik als een gegeven. Ik denk dat ik, toen ik ging studeren, zeker een 15-tal jaren Rotterdam niet bezocht heb. Toen ik er terugkwam werd er tot mijn verbazing nog steeds gebouwd. En als je er vandaag de dag komt, nog steeds. Rotterdam bouwt in het hart van de stad. En elk gebouw is weer een verrassing. Dus ik was benieuwd naar het verhaal van Amsterdam dat ik ook heb zien veranderen. Ooit was ik jaloers op de collega-studenten in Amsterdam die zo makkelijk leuke etages in de stad konden vinden en nu hoor ik de verhalen over de oververhitte woningmarkt. En ja, ik las het bijzonder goed geschreven en gedocumenteerde verhaal van De stad, maar ik las vooral een aantal lessen voor het werken aan de maatschappelijke opgaven van vandaag.

Het dieptepunt
Amsterdam was in de jaren 80 een stad vol oude slechte huizen, vooral sociale woningbouw (op enkele buurten na, zoals bijv. Amsterdam-Zuid, hadden de meeste wijken maar een heel klein percentage koopwoningen) met betaalbare huren voor de mensen die het ook zeker niet breed hadden. In smalle straten met grote verkeersproblemen, die alleen nog maar zouden toenemen. En tal van no-go area’s met stadse problematiek van prostitutie, drugsoverlast en (kleine) criminaliteit. En opvallend: er woonden nog nooit zo weinig Amsterdammers in de stad. Wie kon, had de stad verlaten.

14 lessen die je tussen de regels door leest

1) Ontworpen en adaptief en samen met
De technocraten van de afdeling Stadsontwikkeling van de dienst Publieke werken wisten er wel raad mee. Die maakten plannen voor de stad. Hele wijken moesten plat voor de aanleg van tal van nieuwe doorgaande verbindingen en om nieuwe huizen te bouwen. Schoon schip: de stad weer als Tabula Rasa (Rotterdam Centrum was dat na de oorlog noodgedwongen. Nog in de oorlog werden daar al plannen gemaakt; voor het nieuwe centrum, met brede verkeersaders). En een stad vol nieuwe wijken en wegen verscheen op de tekentafels. Er werd ook daadwerkelijk een begin mee gemaakt. Totdat de bewoners in opstand kwamen. Ja natuurlijk wilden die betere huizen, maar niet deze en niet op deze manier. Er waren tal van vormen van verzet die met elkaar ertoe leidden dat er met de buurt voor de buurt gebouwd ging worden. Minder slopen, meer opknappen en vooral zoveel mogelijk het sociale weefsel intact laten.

Een les geleerd in de jaren 80, maar voor de grote maatschappelijke vraagstukken van vandaag nog steeds relevent, maar zo vaak vergeten: niet voor de mensen, maar met mensen. Geen technocratische oplossingen, maar aandacht voor het ontworpen systeem en het adaptieve systeem.

2) Gelijkwaardig maar niet gelijk
Met de betrokkelen, maar niet voor alles. Stedenbouw en architectuur is ook een vak en meebeslissen tot de plek van de lichtknopjes maakt het geheel niet altijd beter. En niet alle wensen zijn haalbaar en realistisch, want zeker als het om wonen gaat, willen we eigenlijk het liefst allemaal een boerderijtje op de Dam. Specialisten hebben wel degelijk toegevoegde waarde, maar het gaat om het samenspel.

3) De overheid aan zet
Het was de gemeente, met enorme financiering van het Rijk, want Amsterdam was ook een hele arme stad, die aan de slag ging. Ik vond het schrijnend om te lezen hoe laat andere investeerders pas aansloten. En dan alleen in situaties waarin duidelijk was dat hun investeringen zouden renderen. Toen er later een aantal PPS-constructies gevormd werden, trokken partijen zich daar ook schielijk uit terug toen het even tegen zat. Dat maakt weer eens zichtbaar dat grote maatschappelijke vraagstukken vaak toch in eerste instantie op de publieke sector worden afgewenteld. Toen, maar nu niet anders. Het staat niet in het boek, maar ik zie het toch echt ook als pleidooi voor meer belasting voor ondernemingen. Want uiteindelijk profiteren ze mee. Dat wordt in De stad ook zichtbaar.

4) Geen tekentafel-plan maar wel een visie
De technocraten aan zet werkt niet en alleen de burgers ook niet. Er was een visie op de stad nodig. Maatschappelijke opgaven vragen om een visie over in wat voor wereld we willen leven, wonen en werken. Amsterdam vond die visie, geïnspireerd door het gedachtegoed van Jane Jacobs (The death and life of great American cities). (Over haar en haar opponent schreef ik eerder de blog ‘Lijn en staf: partnerS in business‘). Een stedenbouwkundige die mensen en wijken centraal zette, oog had voor het sociale weefsel van de stad en een fel voorstander was van effect sorteren met kleine ingrepen. Zo wilde Amsterdam de stad vernieuwen. En inspiratie werd ook gevonden in Richard Florida’s boek “The rise of the creative class: and how it’s transforming work, leisure, community and everyday life”. Een idee dat naadloos aansloot bij de transformatie die gaande was. De industrie verdween uit de stad en ook steeds meer uit de randen van de stad. De creatieve sector, de kenniswerkers (Florida vindt consultants ook tot de creatieve klasse behoren) kwam ervoor in de plaats. Zo’n soort stad wilde Amsterdam zijn.

5) Zaadjes voor de visie
Een visie kan en mag groots en meeslepend zijn, maar als hij helemaal ontkoppeld is van de praktijk van alledag wordt het eerder een luchtkasteel. In Amsterdam waren eind jaren 80 al zaadjes aanwezig. De opkomst van bijvoorbeeld de digitale technologie, De Digitale Stad en bijvoorbeeld xs4all werden geïnitieerd en opgezet door krakers. Ook veel kunstenaars vestigden zich in de stad. Dat werd later ook een min of meer standaardinterventie: wil je een wijk nieuw leven inblazen, laat dan (tijdelijk) kunstenaars in de leegstaande panden trekken. Oftewel: er was een kleine – en zeker nog geen mainstream – kern van de creatieve sector aanwezig. Die soms wel het kind van de rekening was en voortdurend moest verhuizen.

6) Een visie kan niet zonder dragende personen
Visies ontstaan niet in het luchtledige, het zijn mensen die zich er hard voor maken, die denken: ja, dat is de ambitie. En het zijn de dragende personen die die visie de wereld in brengen en zorgen dat het een ambitie wordt die mensen en partijen verbindt. Amsterdam heeft in de verschillende periodes tussen de jaren 80 en nu nogal wat van die dragende personen gehad. Die allemaal (soms net iets anders verwoord) bleven staan voor die visie. Deze personen fungeerden als de Rattenvangers van Hamelen, die vooroplopen en mensen verzamelen en meekrijgen. Want de situatie in Amsterdam was er vanaf de start niet een waar met partijen om de tafel gezeten werd over de vraag: wat is onze gezamenlijke ambitie, wat zijn ieders belangen en hoe organiseren we het werken aan deze opgave. Nee, Amsterdam stond er alleen voor.

7) Alles tegelijk kan niet
Amsterdam is wijk-voor-wijk en in de wijk buurt-voor-buurt getransformeerd tot de stad van vandaag. Dat is een kwestie van keuzes maken en zien waar wanneer kansen en momentum is om aan de slag te gaan. En in Amsterdam was dat laatste soms wel een issue. In een bepaalde periode was de verharde krakersbeweging zo fel tegen opknappen, dat ze zich zelfs vervreemden van de mensen voor wie ze oorspronkelijk opkwamen. Ik herken dat. Toen we in Delft ‘hulp’ kregen van de Amsterdamse krakers was de lol er daar ook snel vanaf.

8) Je hebt de rebellen, de demonstranten wel nodig
Zonder een groep protesterende, rebellerende, demonstrerende, actievoerende betrokkenen kom je er ook niet. Dat zie je terug in Amsterdam, de rond enkele initiatiefnemenden verzamelde burgers zorgden ervoor dat de eerste technocratische plannen van tafel gingen en er voor de stad en met de stad gebouwd ging worden. Het waren de krakers die ervoor zorgden dat enkele complexen werden omgebouwd tot HAT-eenheden en in handen van corporaties kwamen. Ze agenderen, maken ruimte en gaan over tot handelen dat weer ander handelen mogelijk maakt. Denk aan Extinction Rebellion van nu en de anti-kernwapen-demonstraties van de jaren 80.

9) Meebewegen (binnen kaders)
Voor die gewenste stad had Amsterdam bedacht dat er achter en rond het Centraal Station een brede zone van bedrijven zou komen om ook het water bij de stad te betrekken. Wel eerst alleen de stadsoever, voor Noord was minder belangstelling. Maar de bedrijven wilden niet. Die wilden naar de Zuidas, daar waar eerder het World Trade Center was geopend. Dus gingen ze naar de Zuidas! Uiteindelijk heeft dat Amsterdam geen windeieren gelegd. De inkomsten van de grond daar maakten vele andere plannen mogelijk. En de IJ-oever is alsnog ontwikkeld, anders dan de bedoeling was, maar, persoonlijk denk ik wel beter.

10) Lange adem
De jaren 80 liggen nu een kleine 40 jaar achter ons en de stad zal permanent in ontwikkeling blijven. Maatschappelijke opgaven vragen nu eenmaal tijd. Ze zijn niet van de ene op de andere dag gefixt. Ze vragen dus ook vasthoudendheid. Vandaar het belang van die centrale visie die wisselingen in de kopgroep van trekkers mogelijk maakt. En het belang van meebewegen, want de rest van de wereld staat niet stil terwijl je bezig bent.

11) Leren en durven ingrijpen
De plannen voor de Bijlmer dateren nog uit de jaren 60. Ze pasten bij de technocratische stedenbouwkundige opvattingen van die tijd om heel vernieuwend alle stromen van verkeer en wonen en werken te ontkoppelen. Een mooi plan op papier, in de praktijk een ramp. Dat vraagt dus best een paar keer slikken om niet alleen te besluiten, maar ook daadwerkelijk te starten, met het afbreken van die mooie grote – en qua constructie nog in prima staat zijnde – flats. Toch heeft Amsterdam het gedurfd en gedaan. Jammer dat de vliegramp met het El Al-toestel mede de aanleiding was.

12) Open staan voor het onverwachte en onderzoek aannames
De ingreep in de Bijlmer en in tal van andere wijken werd mede ingegeven door de wens om buurten in zowel sociaal-economisch opzicht als qua samenstelling in (migratie) achtergrond meer te mengen. Maar wat bleek, de koopwoningen in de Bijlmer bijvoorbeeld werden betrokken door de welvarende Bijlmer-bevolking. Het was toch weer dat sociale weefsel dat de boventoon voerde. De aanname dat buurten ‘beter’ worden als ze op alle dimensies gemengder zijn, gaat niet op.

13) Het helpt als je de problematiek van binnenuit begrijpt
Een aantal van de Amsterdamse bestuurders, die belangrijke dragende personen voor de visie van Amsterdam waren, kenden de problematiek als geen ander. Het waren voormalig buurtactivisten die zich ingezet hadden voor bouwen met de buurt voor de buurt. Dat maakte de tegenstellingen tussen de bestuurders en de protestbeweging kleiner en de samenwerking tussen beide beter.

14) Als de koning(in) komt
Symboolwerking doet ertoe bij werken aan maatschappelijke opgaven. In De stad wordt het voorbeeld gegeven van de komst van Beatrix naar de opening van een plein in een wijk, waar de verdere opbouw en ontwikkeling nog in de kinderschoenen stond. Na de komst van Beatrix ging alles, inclusief het vinden van geld, makkelijker. Alsof ze haar zegen had gegeven. Misschien moeten we bij het werken aan maatschappelijke opgaven eens eerder ‘gek’ doen in plaats van altijd maar gewoon en no-nonsense.

Nog steeds de stad uit

In de jaren 80 ontvluchtte iedereen die daarvoor de middelen had de stad. En ‘mensen naar andere steden verhuizen’ was ook een tijdje deel van het Amsterdamse beleid. Nu vertrekken mensen wederom, omdat ze het niet langer kunnen betalen om in Amsterdam te wonen. Het is makkelijk om daar iets of iemand de schuld van in de schoenen te schuiven. Wat bijzonder prijzenswaardig is aan het verhaal van Marcel van Engelen is dat hij in een slothoofdstuk een zeer mooie systemische analyse geeft van op elkaar inwerkende actoren en factoren die met elkaar het patroon gemaakt hebben waarin Amsterdam nu beland is. In die analyse komt alles aan de orde: van de toeristen, de druk op de binnenstad, de woningmarkt, de economie, de groei van het aantal bewoners, aantal arbeidsplaatsen en de toename en aard van de huizenmarkt. Evenals de rentestand, landelijke wetgeving en veranderende regels, de huizenprijzen, de internationalisering, het talent, de diversiteit en superdiversiteit, de rol van de corporaties en particuliere verhuurders etc. Het boek De stad is zeer aan te raden en lezenswaardig voor professionals die betrokken zijn bij stedenbouwkundige en stadsontwikkelingsvraagstukken. Er valt veel te leren van de ontwikkelingen in Amsterdam.

Systemisch onderzoeken

Maatschappelijke opgaven zijn systemisch en spelen zich af in complexe adaptieve systemen. Die doorlopend proberen zo goed mogelijk te doorgronden (om daardoor ook te kunnen blijven handelen in die complexiteit) en de voor dat moment best mogelijke interventie in het systeem te kiezen, is belangrijk. Ingrijpen produceert een nieuw patroon in het systeem. Dat nieuwe patroon met 100% zekerheid kunnen voorspellen is onmogelijk. Elke ingreep heeft gewenste en ongewenste bijeffecten. Maar toch vraag ik me na het lezen van het boek af of er met de stad en voor de stad tussentijds de tijd en de ruimte is genomen om systemisch te onderzoeken wat de nieuwe patronen in wording waren en of die pasten bij de visie van de gewenste stad.

In het Sioo-opleidingsprogramma ‘Ontwerpend Samenwerken, met meer partijen werken aan complexe vraagstukken‘ komt de meest recente theorie aan de orde over het werken aan dergelijke maatschappelijke opgaven. De lessen uit De Stad sluiten daar heel mooi op aan. 

Marguerithe de Man (programmamanager bij Sioo)

Vind hier meer informatie over ‘Ontwerpend Samenwerken, met meer partijen werken aan complexe vraagstukken‘.