Het is een vrijdagmiddag bij restaurant Dauphine, lunchtijd. Op uitnodiging van ECM-programmamanager Wilfred Verweij praten drie alumni van de opleiding bij. Duco Stuurman, vandaag Stedelijk Directeur Sociaal bij Gemeente Amsterdam, volgde de ECM van 2010 tot 2012 toen hij werkzaam was bij Gemeente Zaanstad. Daar wees hij collega Tamara van Altena, nu bestuurder-directeur Stichting Wijkteams Amersfoort, op de ECM waar zij van 2013 tot 2015 aan deelnam. En ook zij bleek enthousiast en deze ervaring te willen delen. In 2020 mocht Michael Thomas, leidinggevende bij Stichting Wijkteams Amersfoort ook aan deze opleiding deelnemen. Alle drie werkzaam in het sociaal domein, waar de opgaven de komende jaren niet gering zijn. Wat zijn zij de afgelopen jaren daarin tegengekomen en hoe kijken ze naar de uitdagingen vandaag?
De noodzakelijke transformaties in het sociaal domein zullen niet binnen maar tussen organisaties moeten plaatsvinden. Complexe processen, met veel verschillende partijen en belangen, volgens Tamara van Altena. “Ik denk ook dat we van ketensamenwerking naar netwerksamenwerking moeten gaan. Niet alleen omdat het beter is voor degene om wie het gaat maar ook omdat we een serieus arbeidsmarktprobleem hebben. Dus we moeten echt aan de slag met hoe je efficiënter in die netwerken samenwerkt.”
Wilfred Verweij: “Wordt het in zo’n complexe omgeving niet ingewikkeld om op leren gericht te blijven, terwijl er zo sterk op efficiency gestuurd moet worden?” Tamara verduidelijkt dat het haar vooral gaat om alle ‘dubbele gesprekken’ die moeten worden gevoerd bij het overdragen van een cliënt naar een nieuwe zorgverlener. “Het blijkt lastig te zijn om op het oordeel van een ander te vertrouwen als je zelf ook verantwoordelijk wordt gehouden. Maar het zou goed zijn om meer samen te werken, dan heb je al een gezamenlijk beeld.” Michael Thomas vult aan: “En je krijgt een beeld over de hele context, waarin iedereen daarna ook zijn rol krijgt in het ondersteuningsstuk.” Een belangrijke vaststelling voor verandering in het sociaal domein: professionals die in hun eigen systeem worden aangesproken wanneer het niet goed gaat, zijn niet geneigd om buiten hun eigen kaders te denken. Tamara: “Ik denk wel dat de veranderende arbeidsmarkt een hefboom voor verandering zou kunnen zijn.”
“Ik denk wel dat de veranderende arbeidsmarkt
een hefboom voor verandering zou kunnen zijn.”
Controle loslaten
En daarom is dit misschien wel hét momentum voor die veranderingen, denkt ook Michael. “Nu kunnen we patronen doorbreken. Ik zie steeds terugkerende situaties. Bijvoorbeeld dat iemand op een crisisplaats ingewikkeld gedrag vertoont, waar de specialist niet overweg mee kan. De reflex is dan dat die persoon ergens anders heen moet.” Na zijn ECM-deelname ziet hij de noodzaak om de vraag voor te leggen hoe het systeem aangepast kan worden waardoor die persoon er toch in past, hoe er toch ruimte kan ontstaan om tot een andere, eventueel tijdelijk werkbare, oplossing te komen. Wilfred: “Het is dus nodig om consequent open vragen te stellen. Die sluitende interactiestrategieën en gedragingen geven natuurlijk een soort controle, maar bevorderen niet het leren.” Het zorgt voor zekerheid, beaamt Michael. “Dan krijgen wij de melding ‘Wij sturen hem nu de straat op, waar kunnen jullie hem ophalen?’ We hebben die opening nodig om naar alternatieven te kunnen kijken. Een waarderend gesprek met de regiomanager van de zorgaanbieder hierover voeren kan al heel verhelderend zijn.”
Daar heb je tijd voor nodig en iemand die openstaat voor een onderzoekend gesprek. Met die vaststelling steekt Tamara ook de hand in eigen boezem. Tamara: “Als ik naar mezelf kijk voor en na de ECM-opleiding dan is een van de grootste veranderingen dat ik voor mijn deelname bang was om controle te verliezen en zaken probeerde te beheersen. Het was een worsteling. Daarna heb ik beter leren loslaten.” Ze leerde anders naar situaties te kijken. “En ik ben zeker qua handelen als leidinggevend manager, directeur-bestuurder, andere dingen gaan doen. Ik ben steeds meer losgekomen van het gevoel dat ik meteen iets moet doen, dat ik alles van A tot Z bedacht moet hebben voor ik begin. Nu kan ik ook iets doen zonder te weten wat er uit gaat komen en ervaar ik dat dat zelfs veel beter werkt.” Wilfred: “Je leert dus met en in de dynamiek te werken en te vertrekken vanuit een redenering van wat je wil gaan doen: wie je bijvoorbeeld wil uitnodigen en hoe je die context dan maakt.”
Ook op dit moment speelt dit bij Tamara. “Ik heb nu alleen een aantal sessies gepland met heel veel verschillende groepen, om input te krijgen voor onze strategieontwikkeling. Ik heb geen idee wat eruit komt over driekwart jaar, dat zien we wel. Maar, ik creëer wel de voorwaarden om een beweging op gang te laten komen.” Michael: “We vertrekken natuurlijk wel vanuit een actuele aanleiding om op te acteren. Door de krappe arbeidsmarkt en hoge werkdruk bij de wijkteammedewerkers moeten we iets doen om ruimte te creëren. Nu gaan we experimenteren met een begeleidingsfunctie. We weten nog niet hoe dat uitpakt, maar het is in elk geval een experiment dat we aangaan en kan helpend zijn voor de volgende stappen in het geheel.”
Onderzoekende houding
Duco Stuurman herinnert zich een oefening tijdens de ECM-studiereis die zijn ogen opende. Duco: “We kregen allemaal wat informatie over een dorpje vanuit het perspectief van één persoon en merkten dat dat voor ons de hele context bepaalde. Dat gebeurt in ons dagelijks leven in reële situaties zo vaak, ook als je ergens gaat werken. In een nieuwe context zijn we snel geneigd om de informatie die we krijgen van bepaalde betrokkenen maar voor waar aan te nemen. Dat heeft een enorme impact.” Nog steeds redeneert Duco regelmatig vanuit het ‘rijtje’ proces – inhoud – relatie. “Waarom loopt het hier nu niet? Wat gebeurt er op de relatie? Is het proces slecht geregeld? Of is er écht een inhoudelijke discussie aan de gang?”
Volgens Wilfred ontwikkelde Duco dus een onderzoekende houding. “Dat je dingen niet aanneemt voor hoe ze gepresenteerd worden, maar dat je je afvraagt waarom datgene op dat moment gezegd wordt, welke functie het kan hebben en hoe zich dat verhoudt tot andere zaken die gezegd worden.” Hoe gebruikt Duco dat in zijn werk? “Op verschillende manieren,” aldus Duco. “Deels ben je vaak een beetje actieonderzoek aan het doen. Strategie ontstaat ook incrementeel, ‘gewoon doen’: de brug bouwen terwijl je eroverheen loopt. De maatschappelijke vraagstukken waar ik mee bezig ben zijn niet enkelvoudig te bekijken.”
”Actieonderzoek is ook wetenschappelijk en geeft je bij aanvang
al strategische informatie die ervoor zorgt dat je makkelijker vooruit kunt.”
Hij vindt het nu makkelijker om te starten met actieonderzoek. Duco: ”Ik kan uitleggen aan andere actoren dat actieonderzoek ook wetenschappelijk is. Die legitimering is soms wel nodig. Als je het vergelijkt met andere manieren van onderzoek doen, dan hoef je niet maanden of jaren te wachten op een onderzoeksrapport dat vervolgens al weer achterhaald is. Het geeft je bij aanvang al strategische informatie die ervoor zorgt dat je makkelijker vooruit kunt.” Wilfred benoemt ook het participatieve karakter. “Het mandaat van de raad is natuurlijk anders dan dat van de professional, die worden niet snel betrokken bij de complexiteit in de uitvoering. Met actieonderzoek kun je al die perspectieven meenemen.”
Meervoudigheid
Volgens Michael moet je wel weten waar je naartoe wil, maar moet je vervolgens gewoon gaan experimenteren. “Een kader is maar een kader. Kijk ook buiten de kaders wat je kunt toevoegen aan het proces.” Dat uitgangspunt heeft echter ook nadelen, ondervindt Tamara. “Je hebt daardoor wel steeds meer discussies met juristen. Alles moet volgens convenanten en afspraken op schrift. Nou, ik doe het gewoon niet meer. Als het geen waarde toevoegt, weiger ik om dat soort dingen te tekenen. Het is belangrijker om goede, globale werkafspraken te maken waar de professionals mee uit de voeten kunnen, dan een tekenmoment voor de bühne. In die zin heeft meervoudig leren kijken het leven wel ingewikkelder gemaakt. Je gaat de zinloosheid zien van alles tot in detail vastleggen en bent minder bereid om daar nog aan mee te werken. Tenzij het wel nuttig is, maar het gebeurt op heel veel plekken waar het niet nuttig is.” Duco: “Het gaat natuurlijk soms om het codificeren van de werkwijze, vanuit vertrouwen, maar het moet niet als een verzekeringsprobleem voor de relatie ingezet worden.”
Voor haar ECM-deelname was Tamara veel makkelijker in een dergelijk proces meegegaan. Tamara: “Dan had ik gedacht: ‘Nou, dat hebben we lekker vastgelegd.’ Ik ben de relativiteit daarvan gaan inzien, dat het ook om andere dingen gaat.” Wilfred grapt tegen Duco: “Ik begrijp nu dat je Tamara naar de ECM hebt gestuurd als overlevingsstrategie.” Duco: “Tamara had een werkwijze die succesvol was. Ze gaf daarmee heel veel structuur aan mensen en behaalde daardoor ook resultaat. Want als het proces niet goed geregeld is, dan werkt het verder ook niet, maar het mocht verder wel wat meer ‘open’. Er is meer dan alleen dat perspectief.”
Hij adviseert mensen om naar zichzelf te kijken als onderdeel van het gesprek, naar wat andere instrumenten zijn om het gesprek te voeren en om andere manieren van werken te realiseren. “Het gaat om het ontdekken van het effect van je handelen op anderen. Dat was voor mij ook heel waardevol,” aldus Duco. Wilfred: “Met de ECM proberen we inderdaad een soort machtsvrije ruimte te maken, waardoor je veilig feedback aan elkaar kunt geven. Dat lijkt vaak te ontbreken in de werksfeer. Ontzettend jammer natuurlijk. Hoe onhandig is het als je niet weet welk effect jouw interventies en gedrag hebben op anderen?”
Onhoudbare situatie
Terug naar het sociaal domein. Er liggen vraagstukken tussen organisaties in en het blijkt heel moeilijk om die organisaties gezamenlijk tot vernieuwing te brengen. Wilfred: “Daar kan je methodisch naar kijken, maar waar liggen jullie wakker van?” Tamara: “Ik denk: ‘Waar gaat dit heen?’ De kosten rijzen de pan uit, er wordt door steeds meer mensen gebruikgemaakt van aanbod in het sociaal domein, terwijl de mensen die het echt nodig hebben uit het zicht raken. En dat gecombineerd met een overspannen arbeidsmarkt waarin sowieso niet genoeg mensen zijn om in de toekomst welke zorg dan ook nog te kunnen leveren. Hierdoor krijg ik het gevoel dat we naar de afgrond aan het rennen zijn. Dit is niet houdbaar op termijn.”
“Er wordt door steeds meer mensen gebruikgemaakt van aanbod
in het sociaal domein, terwijl de mensen die
het echt nodig hebben uit het zicht raken.”
Ook Duco vindt dat we er niet in geslaagd zijn om de meest kwetsbare mensen een goed ondersteuningsstelsel te bieden. “Op basis van beleid dat gemaakt wordt door hoogopgeleide witte mensen uit een Vinex-wijk. In de kern van de verzorgingsstaat maken mensen die het goed hebben, beleid voor de mensen die het slecht hebben. En ik vind dat die afstand echt groter wordt, kijk naar Zuidoost. We hebben een zorgstelsel gebaseerd op rechten en niet op de gemeenschap. Hoe stimuleer je dat er in de gemeenschap weer een beetje voor elkaar gezorgd wordt? Ik ben er eigenlijk best sceptisch over. Wat we tot nu gedaan hebben, heeft dat bijgedragen aan betere zorg en ondersteuning? Er moet iets anders gebeuren.”
Wilfred: “Maar we zien op vlak van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en burgerinitiatieven wel een soort eigen kracht en vitaliteit in de samenleving. Misschien werken we nog te veel vanuit instituties en formele structuren?” Volgens Duco komt dat doordat juist daar het geld heen gaat. “Het gaat niet alleen om de intentie elkaar te willen helpen, maar ook waar je het door middel van budget mogelijk maakt om verschillende manieren van zorg -die daar gevraagd wordt- te realiseren. Hoe het nu werkt is niet uit te leggen aan bijvoorbeeld mensen die toeslagen moeten aanvragen. Ik vul niet eens mijn eigen belastingformulieren in. En dan gaan we iemand met een IQ van 85 vragen om een toeslagenformulier in te vullen. Het gaat over het fundamenteel vereenvoudigen én aanpassen van de geldstromen.”
Zijn we er voor kansarmen?
De verzorgingsstaat lijkt op de huidige manier niet langer houdbaar. “Zijn de principes waarop we de verzorgingsstaat gebouwd hebben nog in lijn met wat er maatschappelijk gebeurt? Daar helpt een actieonderzoekje wat mij betreft niet bij. Daar moeten we een systeemgesprek over voeren.” Michael herkent het ook in zijn praktijk. “We hebben vorige week de monitor sociaal domein besproken bij ons in het MT. Daar is onderzoek van de GGD in opgenomen. Onderzoek over de mentale gezondheid van jongvolwassenen in de provincie Utrecht. Zo’n rapport is heel bepalend. Natuurlijk gaat het met sommige jongeren echt heel slecht, maar ik denk niet met zo’n groot aantal jongeren. Ik mis ook een beetje het tegengeluid, om zogenaamd problematisch gedrag te normaliseren. Neurodivergentie (ADHD, autisme en hoogbegaafdheid) hoeft geen ziekte te zijn. Deze mensen zijn onderdeel van de samenleving en kijken allen anders naar deze wereld. Ik heb ook mensen leren coachen vanuit het gedachtegoed van Sioo hierop: kijk eens anders naar zo’n classificatie, want meer dan dat is het ook niet.”
Daardoor komen de hulpbehoevenden die het het hardst nodig hebben ook op lange wachtlijsten omdat hun problematiek te complex is. “Zorgaanbieders werken toch liever met de minder complexe mensen,” besluit Michael. En daarnaast melden bijvoorbeeld inwoners van Amsterdam Zuidoost zich minder makkelijk uit zichzelf, volgens Tamara. “We moeten eigenlijk de capaciteit hebben om daar mensen naar toe te sturen, en dan niet de hoogopgeleide Vinex-mensen. Buurtteams, wijkteams en andere instanties komen daar niet meer aan toe.”
Genoeg uitdagingen dus. Duco grapt: “We zijn best positief over die ECM-opleiding, maar het heeft eigenlijk dus allemaal geen reet geholpen!” Wilfred: Het begint langzaam tot mij door te dingen. Er is ruimte voor verbetering. Dat is wel mooi.” Duco: “Die Tim ’S Jongers, slaat de spijker op z’n kop.” ’S Jongers legt in de media de absurditeit van veel sociaal beleid bloot. Volgens hem valt veel samen met het feit dat beleidsmakers te weinig ervaringskennis hebben. “Ik hoorde hem praten in een interview met de VPRO en voor het eerst dacht ik ‘Fuck, hier krijg ik echt buikpijn van’. Hij heeft precies door dat er twee werelden aan het ontstaan zijn tussen de kansrijken en de kansarmen. En die komen niet meer bij elkaar. Degenen die kansrijk zijn, die gaan beleid maken voor degenen die kansarm zijn.”
“Er zijn echt twee werelden aan het ontstaan tussen
kansrijken en de kansarmen. Degenen die kansrijk zijn,
gaan beleid maken voor degenen die kansarm zijn.”
Vanuit Sioo zitten we ook in een bubbel. Wilfred: “Ik denk dat er een grote scheiding in de samenleving is tussen de zogenaamde ‘onderkant’ en ‘bovenkant’ van de samenleving. We hebben te weinig deelnemers die de wereld van de kwetsbare mensen uit ervaring kennen, dat realiseren we ons. Wat we wel proberen te doen, zoals in Amsterdam Zuidoost, is bestuurders uitdagen de straat op te gaan en mensen te ontmoeten die niet in hun bubbel zitten. We proberen echt te luisteren naar wat mensen met ervaringskennis zeggen.” Duco: “Dan hebben we het over participatief actieonderzoek, maar tegelijkertijd zit er een beperking in dat participatieve vanuit een homogene samenstelling van de Sioo-populatie. En wat je zegt over de ‘onderkant’: daarin hebben we dus ook echt iets in te doen. Op de scholen in Zuidoost krijgen veel minder kinderen een havo/vwo-advies. Ze zijn net zo slim, maar belanden toch eerder op het vmbo.” Wilfred beaamt: “En daardoor raken ze nog verder achterop.”
Repressieve tolerantie
Volgens Duco helpt het stellen van quota niet voor het oplossen van dit probleem.“Die aantallen zijn veel te laag om niet alsnog een hele bevolkingsgroep uit te sluiten.” Maar zou het niet in elk geval een eerste stap kunnen zijn? Duco: “Dat kan, maar ik vind dat we te snel optimistisch zijn over kleine systeemveranderingen. Misschien word ik wel radicaler met het ouder worden.” Wilfred: “Ik denk dat we rekening moeten houden met dat de echte macht repressief tolerant is ten opzichte van kleine interventies. De macht laat allerlei interventies toe ‘zolang het maar niet al te serieus wordt’, want dan komen de gevestigde belangen onder druk te staan.” Volgens Duco is het dé context om krachtig actieonderzoek te doen. “Dan kan je met kleine stapjes laten zien wat wel of niet werkt en dat geeft veel ruimte om op te schalen bij grote problemen. Als we nog eens kijken naar de afhandeling van de toeslagenaffaire dan zien we dat we het systeem niet kunnen veranderen, omdat de belastingdienst het niet aankan. Dus gaan we waarschijnlijk nog vijf jaar met het bestaande systeem door. Als we overgaan op een nieuw systeem dan zijn we nog eens vijf jaar verder. Mark my words, de afhandeling van de toeslagenaffaire gaat nog tien jaar duren.”
Zou dat even lang duren wanneer dit de kansrijken uit de samenleving was overkomen? Dat durft Wilfred te betwijfelen. “Dan had het geen drie jaar geduurd voordat het geld terugbetaald zou zijn. Dat geldt ook voor de schade in Groningen. Als het in Amsterdam Zuid was gaan beven, dan was het wel anders gelopen. Ik denk dat sommige zaken wel oplosbaar zijn, met macht.”
“Jij zit op een positie waar je iets kunt bewerkstelligen. Waar loop jij dan tegenaan?” vraagt Michael aan Duco. “Toen ik hier in Amsterdam aan de slag ging was er sprake van honderden partijen; zo veel verschillende gemeentelijke afdelingen. Als je als burger met een zorgvraag kwam aankloppen, dan werd je door de een via een bepaalde weg daarheen gestuurd, maar via een ander zou je ergens anders terecht komen. Ik moet het stelsel weer herkenbaar en eenvoudig maken voor de Amsterdammer. Ik moet het geld dat beschikbaar is brengen naar waar het nodig is. Mijn interventie is in die zin beperkt. Ik heb wel macht, maar kan de systeembelemmeringen niet wegnemen.”
“Als we doorverwijzen, dan doen we dat nu met een heel concrete vraag
en kunnen we verder samen optrekken met de zorgaanbieder.”
Tamara heeft de afgelopen jaren bewust geïntervenieerd op de samenwerking tussen de ketenpartners binnen het sociaal domein in Amersfoort. “Stap voor stap hebben we een samenwerking op strategisch, tactisch en operationeel niveau gerealiseerd. Daarmee zijn niet per se álle problemen opgelost, maar een overkoepelend kader was wel dringend nodig. En dat is er werkende weg gekomen, we hebben niet van te voren uitgetekend wat er neergezet moest worden. Dat heeft er ook voor gezorgd dat de resultaten voor Amersfoort aanzienlijk en zichtbaar verbeterd zijn.” En toevallig of niet, het onderwerp van Tamara’s Learning History voor de ECM was ‘zakelijk partnerschap’. Tamara: “Dat ging over de samenwerking tussen de gemeente en alle partijen die we toen aan het inkopen waren op jeugd, WMO en de wijkteams; dat was het onderwerp van mijn actieonderzoek. Nu zie ik dat ik daar in Amersfoort de afgelopen jaren verder op doorgegaan ben.”
Impact door experimenten
Ook op uitvoeringsniveau hebben ze in Amersfoort meer vertrouwen gekregen om meer te kunnen doen in de ondersteuning en de regievoering over de taken. Michael: “Dat hebben we actieonderzoekend vormgegeven. We zijn klein begonnen en zijn zo steeds meer ondersteuningsvragen zelf gaan oppakken. Als we doorverwijzen, dan hoeven we niet het ‘hele pakket’ door te sturen naar de zorgaanbieder, maar een heel concreet gerichte vraag en kunnen dan verder samen optrekken.” Tamara onderschrijft de impact hiervan. “Voor de gemeente heeft dat een aantal miljoenen opgeleverd. Het dubbele van wat we hadden verwacht. Maar het interessante is dat de inwoner positiever is. Omdat die het gevoel krijgt dat de doorverwijzingen echt gerichter gebeuren.” Zo wordt er steeds een nieuw experiment gedaan en groeit de omvang van de verandering. “En tegelijkertijd zijn er daardoor meer samenwerkingen binnen het sociaal domein gekomen, we hebben die partners nodig. Zo zijn we echt naar een netwerksamenwerking gegaan rondom complexe inwonervraagstukken.”
En de impact van Sioo? Tamara: “Dat had ik voor mijn deelname bij Sioo niet zo gedaan.” Duco lacht: “Dan had je gewoon een instructie geschreven.” Wilfred: “Scheelt wel in het werkplezier!” Ook in de werkdruk, stemt Tamara in. Duco’s belangrijkste inzicht was dat betekenis pas in retrospectief ontstaat. “Je ziet het pas als het er is.” Wilfred haakt aan: “Als je gaat doordenken wat dit betekent, dan is dat zo’n beetje het einde van al het gedoe over planning en beleidsvorming. Eigenlijk moet je eerst ervaringen organiseren met elkaar en daarop terugkijkend kun je het betekenis geven. Ik heb ooit bestuurskunde gestudeerd in de jaren ’80. Dat leerde je daar niet.”
“Eigenlijk moet je eerst ervaringen organiseren met elkaar
en daarop terugkijkend kun je het betekenis geven.”
Duco probeert in gesprekken woorden te geven aan patronen, daar heeft Sioo hem bij geholpen. “Je krijgt een soort precisie in je taalgebruik.” Die taal vormt ook denkgereedschap, zegt Wilfred. “Naar mate je daar meer van hebt, kun je handiger nadenken over wat zich voordoet.” Michael: “Ik ben me nu veel meer bewust van de relationele en systemische dimensie in gesprekken en ontdek interactiepatronen. Als ik daar in het begin op inspeelde, deed ik dat nog een beetje als een kunstje. Nu is het iets van mezelf aan het worden.”
Lees ook onze white paper met handelingsperspectieven voor zorgaanbieders en gemeenten
Het is een vrijdagmiddag bij restaurant Dauphine, lunchtijd. Op uitnodiging van ECM-programmamanager Wilfred Verweij praten drie alumni van de opleiding bij. Duco Stuurman, vandaag Stedelijk Directeur Sociaal bij Gemeente Amsterdam, volgde de ECM van 2010 tot 2012 toen hij werkzaam was bij Gemeente Zaanstad. Daar wees hij collega Tamara van Altena, nu bestuurder-directeur Stichting Wijkteams Amersfoort, op de ECM waar zij van 2013 tot 2015 aan deelnam. En ook zij bleek enthousiast en deze ervaring te willen delen. In 2020 mocht Michael Thomas, leidinggevende bij Stichting Wijkteams Amersfoort ook aan deze opleiding deelnemen. Alle drie werkzaam in het sociaal domein, waar de opgaven de komende jaren niet gering zijn. Wat zijn zij de afgelopen jaren daarin tegengekomen en hoe kijken ze naar de uitdagingen vandaag?
De noodzakelijke transformaties in het sociaal domein zullen niet binnen maar tussen organisaties moeten plaatsvinden. Complexe processen, met veel verschillende partijen en belangen, volgens Tamara van Altena. “Ik denk ook dat we van ketensamenwerking naar netwerksamenwerking moeten gaan. Niet alleen omdat het beter is voor degene om wie het gaat maar ook omdat we een serieus arbeidsmarktprobleem hebben. Dus we moeten echt aan de slag met hoe je efficiënter in die netwerken samenwerkt.”
Wilfred Verweij: “Wordt het in zo’n complexe omgeving niet ingewikkeld om op leren gericht te blijven, terwijl er zo sterk op efficiency gestuurd moet worden?” Tamara verduidelijkt dat het haar vooral gaat om alle ‘dubbele gesprekken’ die moeten worden gevoerd bij het overdragen van een cliënt naar een nieuwe zorgverlener. “Het blijkt lastig te zijn om op het oordeel van een ander te vertrouwen als je zelf ook verantwoordelijk wordt gehouden. Maar het zou goed zijn om meer samen te werken, dan heb je al een gezamenlijk beeld.” Michael Thomas vult aan: “En je krijgt een beeld over de hele context, waarin iedereen daarna ook zijn rol krijgt in het ondersteuningsstuk.” Een belangrijke vaststelling voor verandering in het sociaal domein: professionals die in hun eigen systeem worden aangesproken wanneer het niet goed gaat, zijn niet geneigd om buiten hun eigen kaders te denken. Tamara: “Ik denk wel dat de veranderende arbeidsmarkt een hefboom voor verandering zou kunnen zijn.”
“Ik denk wel dat de veranderende arbeidsmarkt
een hefboom voor verandering zou kunnen zijn.”
Controle loslaten
En daarom is dit misschien wel hét momentum voor die veranderingen, denkt ook Michael. “Nu kunnen we patronen doorbreken. Ik zie steeds terugkerende situaties. Bijvoorbeeld dat iemand op een crisisplaats ingewikkeld gedrag vertoont, waar de specialist niet overweg mee kan. De reflex is dan dat die persoon ergens anders heen moet.” Na zijn ECM-deelname ziet hij de noodzaak om de vraag voor te leggen hoe het systeem aangepast kan worden waardoor die persoon er toch in past, hoe er toch ruimte kan ontstaan om tot een andere, eventueel tijdelijk werkbare, oplossing te komen. Wilfred: “Het is dus nodig om consequent open vragen te stellen. Die sluitende interactiestrategieën en gedragingen geven natuurlijk een soort controle, maar bevorderen niet het leren.” Het zorgt voor zekerheid, beaamt Michael. “Dan krijgen wij de melding ‘Wij sturen hem nu de straat op, waar kunnen jullie hem ophalen?’ We hebben die opening nodig om naar alternatieven te kunnen kijken. Een waarderend gesprek met de regiomanager van de zorgaanbieder hierover voeren kan al heel verhelderend zijn.”
Daar heb je tijd voor nodig en iemand die openstaat voor een onderzoekend gesprek. Met die vaststelling steekt Tamara ook de hand in eigen boezem. Tamara: “Als ik naar mezelf kijk voor en na de ECM-opleiding dan is een van de grootste veranderingen dat ik voor mijn deelname bang was om controle te verliezen en zaken probeerde te beheersen. Het was een worsteling. Daarna heb ik beter leren loslaten.” Ze leerde anders naar situaties te kijken. “En ik ben zeker qua handelen als leidinggevend manager, directeur-bestuurder, andere dingen gaan doen. Ik ben steeds meer losgekomen van het gevoel dat ik meteen iets moet doen, dat ik alles van A tot Z bedacht moet hebben voor ik begin. Nu kan ik ook iets doen zonder te weten wat er uit gaat komen en ervaar ik dat dat zelfs veel beter werkt.” Wilfred: “Je leert dus met en in de dynamiek te werken en te vertrekken vanuit een redenering van wat je wil gaan doen: wie je bijvoorbeeld wil uitnodigen en hoe je die context dan maakt.”
Ook op dit moment speelt dit bij Tamara. “Ik heb nu alleen een aantal sessies gepland met heel veel verschillende groepen, om input te krijgen voor onze strategieontwikkeling. Ik heb geen idee wat eruit komt over driekwart jaar, dat zien we wel. Maar, ik creëer wel de voorwaarden om een beweging op gang te laten komen.” Michael: “We vertrekken natuurlijk wel vanuit een actuele aanleiding om op te acteren. Door de krappe arbeidsmarkt en hoge werkdruk bij de wijkteammedewerkers moeten we iets doen om ruimte te creëren. Nu gaan we experimenteren met een begeleidingsfunctie. We weten nog niet hoe dat uitpakt, maar het is in elk geval een experiment dat we aangaan en kan helpend zijn voor de volgende stappen in het geheel.”
Onderzoekende houding
Duco Stuurman herinnert zich een oefening tijdens de ECM-studiereis die zijn ogen opende. Duco: “We kregen allemaal wat informatie over een dorpje vanuit het perspectief van één persoon en merkten dat dat voor ons de hele context bepaalde. Dat gebeurt in ons dagelijks leven in reële situaties zo vaak, ook als je ergens gaat werken. In een nieuwe context zijn we snel geneigd om de informatie die we krijgen van bepaalde betrokkenen maar voor waar aan te nemen. Dat heeft een enorme impact.” Nog steeds redeneert Duco regelmatig vanuit het ‘rijtje’ proces – inhoud – relatie. “Waarom loopt het hier nu niet? Wat gebeurt er op de relatie? Is het proces slecht geregeld? Of is er écht een inhoudelijke discussie aan de gang?”
Volgens Wilfred ontwikkelde Duco dus een onderzoekende houding. “Dat je dingen niet aanneemt voor hoe ze gepresenteerd worden, maar dat je je afvraagt waarom datgene op dat moment gezegd wordt, welke functie het kan hebben en hoe zich dat verhoudt tot andere zaken die gezegd worden.” Hoe gebruikt Duco dat in zijn werk? “Op verschillende manieren,” aldus Duco. “Deels ben je vaak een beetje actieonderzoek aan het doen. Strategie ontstaat ook incrementeel, ‘gewoon doen’: de brug bouwen terwijl je eroverheen loopt. De maatschappelijke vraagstukken waar ik mee bezig ben zijn niet enkelvoudig te bekijken.”
”Actieonderzoek is ook wetenschappelijk en geeft je bij aanvang
al strategische informatie die ervoor zorgt dat je makkelijker vooruit kunt.”
Hij vindt het nu makkelijker om te starten met actieonderzoek. Duco: ”Ik kan uitleggen aan andere actoren dat actieonderzoek ook wetenschappelijk is. Die legitimering is soms wel nodig. Als je het vergelijkt met andere manieren van onderzoek doen, dan hoef je niet maanden of jaren te wachten op een onderzoeksrapport dat vervolgens al weer achterhaald is. Het geeft je bij aanvang al strategische informatie die ervoor zorgt dat je makkelijker vooruit kunt.” Wilfred benoemt ook het participatieve karakter. “Het mandaat van de raad is natuurlijk anders dan dat van de professional, die worden niet snel betrokken bij de complexiteit in de uitvoering. Met actieonderzoek kun je al die perspectieven meenemen.”
Meervoudigheid
Volgens Michael moet je wel weten waar je naartoe wil, maar moet je vervolgens gewoon gaan experimenteren. “Een kader is maar een kader. Kijk ook buiten de kaders wat je kunt toevoegen aan het proces.” Dat uitgangspunt heeft echter ook nadelen, ondervindt Tamara. “Je hebt daardoor wel steeds meer discussies met juristen. Alles moet volgens convenanten en afspraken op schrift. Nou, ik doe het gewoon niet meer. Als het geen waarde toevoegt, weiger ik om dat soort dingen te tekenen. Het is belangrijker om goede, globale werkafspraken te maken waar de professionals mee uit de voeten kunnen, dan een tekenmoment voor de bühne. In die zin heeft meervoudig leren kijken het leven wel ingewikkelder gemaakt. Je gaat de zinloosheid zien van alles tot in detail vastleggen en bent minder bereid om daar nog aan mee te werken. Tenzij het wel nuttig is, maar het gebeurt op heel veel plekken waar het niet nuttig is.” Duco: “Het gaat natuurlijk soms om het codificeren van de werkwijze, vanuit vertrouwen, maar het moet niet als een verzekeringsprobleem voor de relatie ingezet worden.”
Voor haar ECM-deelname was Tamara veel makkelijker in een dergelijk proces meegegaan. Tamara: “Dan had ik gedacht: ‘Nou, dat hebben we lekker vastgelegd.’ Ik ben de relativiteit daarvan gaan inzien, dat het ook om andere dingen gaat.” Wilfred grapt tegen Duco: “Ik begrijp nu dat je Tamara naar de ECM hebt gestuurd als overlevingsstrategie.” Duco: “Tamara had een werkwijze die succesvol was. Ze gaf daarmee heel veel structuur aan mensen en behaalde daardoor ook resultaat. Want als het proces niet goed geregeld is, dan werkt het verder ook niet, maar het mocht verder wel wat meer ‘open’. Er is meer dan alleen dat perspectief.”
Hij adviseert mensen om naar zichzelf te kijken als onderdeel van het gesprek, naar wat andere instrumenten zijn om het gesprek te voeren en om andere manieren van werken te realiseren. “Het gaat om het ontdekken van het effect van je handelen op anderen. Dat was voor mij ook heel waardevol,” aldus Duco. Wilfred: “Met de ECM proberen we inderdaad een soort machtsvrije ruimte te maken, waardoor je veilig feedback aan elkaar kunt geven. Dat lijkt vaak te ontbreken in de werksfeer. Ontzettend jammer natuurlijk. Hoe onhandig is het als je niet weet welk effect jouw interventies en gedrag hebben op anderen?”
Onhoudbare situatie
Terug naar het sociaal domein. Er liggen vraagstukken tussen organisaties in en het blijkt heel moeilijk om die organisaties gezamenlijk tot vernieuwing te brengen. Wilfred: “Daar kan je methodisch naar kijken, maar waar liggen jullie wakker van?” Tamara: “Ik denk: ‘Waar gaat dit heen?’ De kosten rijzen de pan uit, er wordt door steeds meer mensen gebruikgemaakt van aanbod in het sociaal domein, terwijl de mensen die het echt nodig hebben uit het zicht raken. En dat gecombineerd met een overspannen arbeidsmarkt waarin sowieso niet genoeg mensen zijn om in de toekomst welke zorg dan ook nog te kunnen leveren. Hierdoor krijg ik het gevoel dat we naar de afgrond aan het rennen zijn. Dit is niet houdbaar op termijn.”
“Er wordt door steeds meer mensen gebruikgemaakt van aanbod
in het sociaal domein, terwijl de mensen die
het echt nodig hebben uit het zicht raken.”
Ook Duco vindt dat we er niet in geslaagd zijn om de meest kwetsbare mensen een goed ondersteuningsstelsel te bieden. “Op basis van beleid dat gemaakt wordt door hoogopgeleide witte mensen uit een Vinex-wijk. In de kern van de verzorgingsstaat maken mensen die het goed hebben, beleid voor de mensen die het slecht hebben. En ik vind dat die afstand echt groter wordt, kijk naar Zuidoost. We hebben een zorgstelsel gebaseerd op rechten en niet op de gemeenschap. Hoe stimuleer je dat er in de gemeenschap weer een beetje voor elkaar gezorgd wordt? Ik ben er eigenlijk best sceptisch over. Wat we tot nu gedaan hebben, heeft dat bijgedragen aan betere zorg en ondersteuning? Er moet iets anders gebeuren.”
Wilfred: “Maar we zien op vlak van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en burgerinitiatieven wel een soort eigen kracht en vitaliteit in de samenleving. Misschien werken we nog te veel vanuit instituties en formele structuren?” Volgens Duco komt dat doordat juist daar het geld heen gaat. “Het gaat niet alleen om de intentie elkaar te willen helpen, maar ook waar je het door middel van budget mogelijk maakt om verschillende manieren van zorg -die daar gevraagd wordt- te realiseren. Hoe het nu werkt is niet uit te leggen aan bijvoorbeeld mensen die toeslagen moeten aanvragen. Ik vul niet eens mijn eigen belastingformulieren in. En dan gaan we iemand met een IQ van 85 vragen om een toeslagenformulier in te vullen. Het gaat over het fundamenteel vereenvoudigen én aanpassen van de geldstromen.”
Zijn we er voor kansarmen?
De verzorgingsstaat lijkt op de huidige manier niet langer houdbaar. “Zijn de principes waarop we de verzorgingsstaat gebouwd hebben nog in lijn met wat er maatschappelijk gebeurt? Daar helpt een actieonderzoekje wat mij betreft niet bij. Daar moeten we een systeemgesprek over voeren.” Michael herkent het ook in zijn praktijk. “We hebben vorige week de monitor sociaal domein besproken bij ons in het MT. Daar is onderzoek van de GGD in opgenomen. Onderzoek over de mentale gezondheid van jongvolwassenen in de provincie Utrecht. Zo’n rapport is heel bepalend. Natuurlijk gaat het met sommige jongeren echt heel slecht, maar ik denk niet met zo’n groot aantal jongeren. Ik mis ook een beetje het tegengeluid, om zogenaamd problematisch gedrag te normaliseren. Neurodivergentie (ADHD, autisme en hoogbegaafdheid) hoeft geen ziekte te zijn. Deze mensen zijn onderdeel van de samenleving en kijken allen anders naar deze wereld. Ik heb ook mensen leren coachen vanuit het gedachtegoed van Sioo hierop: kijk eens anders naar zo’n classificatie, want meer dan dat is het ook niet.”
Daardoor komen de hulpbehoevenden die het het hardst nodig hebben ook op lange wachtlijsten omdat hun problematiek te complex is. “Zorgaanbieders werken toch liever met de minder complexe mensen,” besluit Michael. En daarnaast melden bijvoorbeeld inwoners van Amsterdam Zuidoost zich minder makkelijk uit zichzelf, volgens Tamara. “We moeten eigenlijk de capaciteit hebben om daar mensen naar toe te sturen, en dan niet de hoogopgeleide Vinex-mensen. Buurtteams, wijkteams en andere instanties komen daar niet meer aan toe.”
Genoeg uitdagingen dus. Duco grapt: “We zijn best positief over die ECM-opleiding, maar het heeft eigenlijk dus allemaal geen reet geholpen!” Wilfred: Het begint langzaam tot mij door te dingen. Er is ruimte voor verbetering. Dat is wel mooi.” Duco: “Die Tim ’S Jongers, slaat de spijker op z’n kop.” ’S Jongers legt in de media de absurditeit van veel sociaal beleid bloot. Volgens hem valt veel samen met het feit dat beleidsmakers te weinig ervaringskennis hebben. “Ik hoorde hem praten in een interview met de VPRO en voor het eerst dacht ik ‘Fuck, hier krijg ik echt buikpijn van’. Hij heeft precies door dat er twee werelden aan het ontstaan zijn tussen de kansrijken en de kansarmen. En die komen niet meer bij elkaar. Degenen die kansrijk zijn, die gaan beleid maken voor degenen die kansarm zijn.”
“Er zijn echt twee werelden aan het ontstaan tussen
kansrijken en de kansarmen. Degenen die kansrijk zijn,
gaan beleid maken voor degenen die kansarm zijn.”
Vanuit Sioo zitten we ook in een bubbel. Wilfred: “Ik denk dat er een grote scheiding in de samenleving is tussen de zogenaamde ‘onderkant’ en ‘bovenkant’ van de samenleving. We hebben te weinig deelnemers die de wereld van de kwetsbare mensen uit ervaring kennen, dat realiseren we ons. Wat we wel proberen te doen, zoals in Amsterdam Zuidoost, is bestuurders uitdagen de straat op te gaan en mensen te ontmoeten die niet in hun bubbel zitten. We proberen echt te luisteren naar wat mensen met ervaringskennis zeggen.” Duco: “Dan hebben we het over participatief actieonderzoek, maar tegelijkertijd zit er een beperking in dat participatieve vanuit een homogene samenstelling van de Sioo-populatie. En wat je zegt over de ‘onderkant’: daarin hebben we dus ook echt iets in te doen. Op de scholen in Zuidoost krijgen veel minder kinderen een havo/vwo-advies. Ze zijn net zo slim, maar belanden toch eerder op het vmbo.” Wilfred beaamt: “En daardoor raken ze nog verder achterop.”
Repressieve tolerantie
Volgens Duco helpt het stellen van quota niet voor het oplossen van dit probleem.“Die aantallen zijn veel te laag om niet alsnog een hele bevolkingsgroep uit te sluiten.” Maar zou het niet in elk geval een eerste stap kunnen zijn? Duco: “Dat kan, maar ik vind dat we te snel optimistisch zijn over kleine systeemveranderingen. Misschien word ik wel radicaler met het ouder worden.” Wilfred: “Ik denk dat we rekening moeten houden met dat de echte macht repressief tolerant is ten opzichte van kleine interventies. De macht laat allerlei interventies toe ‘zolang het maar niet al te serieus wordt’, want dan komen de gevestigde belangen onder druk te staan.” Volgens Duco is het dé context om krachtig actieonderzoek te doen. “Dan kan je met kleine stapjes laten zien wat wel of niet werkt en dat geeft veel ruimte om op te schalen bij grote problemen. Als we nog eens kijken naar de afhandeling van de toeslagenaffaire dan zien we dat we het systeem niet kunnen veranderen, omdat de belastingdienst het niet aankan. Dus gaan we waarschijnlijk nog vijf jaar met het bestaande systeem door. Als we overgaan op een nieuw systeem dan zijn we nog eens vijf jaar verder. Mark my words, de afhandeling van de toeslagenaffaire gaat nog tien jaar duren.”
Zou dat even lang duren wanneer dit de kansrijken uit de samenleving was overkomen? Dat durft Wilfred te betwijfelen. “Dan had het geen drie jaar geduurd voordat het geld terugbetaald zou zijn. Dat geldt ook voor de schade in Groningen. Als het in Amsterdam Zuid was gaan beven, dan was het wel anders gelopen. Ik denk dat sommige zaken wel oplosbaar zijn, met macht.”
“Jij zit op een positie waar je iets kunt bewerkstelligen. Waar loop jij dan tegenaan?” vraagt Michael aan Duco. “Toen ik hier in Amsterdam aan de slag ging was er sprake van honderden partijen; zo veel verschillende gemeentelijke afdelingen. Als je als burger met een zorgvraag kwam aankloppen, dan werd je door de een via een bepaalde weg daarheen gestuurd, maar via een ander zou je ergens anders terecht komen. Ik moet het stelsel weer herkenbaar en eenvoudig maken voor de Amsterdammer. Ik moet het geld dat beschikbaar is brengen naar waar het nodig is. Mijn interventie is in die zin beperkt. Ik heb wel macht, maar kan de systeembelemmeringen niet wegnemen.”
“Als we doorverwijzen, dan doen we dat nu met een heel concrete vraag
en kunnen we verder samen optrekken met de zorgaanbieder.”
Tamara heeft de afgelopen jaren bewust geïntervenieerd op de samenwerking tussen de ketenpartners binnen het sociaal domein in Amersfoort. “Stap voor stap hebben we een samenwerking op strategisch, tactisch en operationeel niveau gerealiseerd. Daarmee zijn niet per se álle problemen opgelost, maar een overkoepelend kader was wel dringend nodig. En dat is er werkende weg gekomen, we hebben niet van te voren uitgetekend wat er neergezet moest worden. Dat heeft er ook voor gezorgd dat de resultaten voor Amersfoort aanzienlijk en zichtbaar verbeterd zijn.” En toevallig of niet, het onderwerp van Tamara’s Learning History voor de ECM was ‘zakelijk partnerschap’. Tamara: “Dat ging over de samenwerking tussen de gemeente en alle partijen die we toen aan het inkopen waren op jeugd, WMO en de wijkteams; dat was het onderwerp van mijn actieonderzoek. Nu zie ik dat ik daar in Amersfoort de afgelopen jaren verder op doorgegaan ben.”
Impact door experimenten
Ook op uitvoeringsniveau hebben ze in Amersfoort meer vertrouwen gekregen om meer te kunnen doen in de ondersteuning en de regievoering over de taken. Michael: “Dat hebben we actieonderzoekend vormgegeven. We zijn klein begonnen en zijn zo steeds meer ondersteuningsvragen zelf gaan oppakken. Als we doorverwijzen, dan hoeven we niet het ‘hele pakket’ door te sturen naar de zorgaanbieder, maar een heel concreet gerichte vraag en kunnen dan verder samen optrekken.” Tamara onderschrijft de impact hiervan. “Voor de gemeente heeft dat een aantal miljoenen opgeleverd. Het dubbele van wat we hadden verwacht. Maar het interessante is dat de inwoner positiever is. Omdat die het gevoel krijgt dat de doorverwijzingen echt gerichter gebeuren.” Zo wordt er steeds een nieuw experiment gedaan en groeit de omvang van de verandering. “En tegelijkertijd zijn er daardoor meer samenwerkingen binnen het sociaal domein gekomen, we hebben die partners nodig. Zo zijn we echt naar een netwerksamenwerking gegaan rondom complexe inwonervraagstukken.”
En de impact van Sioo? Tamara: “Dat had ik voor mijn deelname bij Sioo niet zo gedaan.” Duco lacht: “Dan had je gewoon een instructie geschreven.” Wilfred: “Scheelt wel in het werkplezier!” Ook in de werkdruk, stemt Tamara in. Duco’s belangrijkste inzicht was dat betekenis pas in retrospectief ontstaat. “Je ziet het pas als het er is.” Wilfred haakt aan: “Als je gaat doordenken wat dit betekent, dan is dat zo’n beetje het einde van al het gedoe over planning en beleidsvorming. Eigenlijk moet je eerst ervaringen organiseren met elkaar en daarop terugkijkend kun je het betekenis geven. Ik heb ooit bestuurskunde gestudeerd in de jaren ’80. Dat leerde je daar niet.”
“Eigenlijk moet je eerst ervaringen organiseren met elkaar
en daarop terugkijkend kun je het betekenis geven.”
Duco probeert in gesprekken woorden te geven aan patronen, daar heeft Sioo hem bij geholpen. “Je krijgt een soort precisie in je taalgebruik.” Die taal vormt ook denkgereedschap, zegt Wilfred. “Naar mate je daar meer van hebt, kun je handiger nadenken over wat zich voordoet.” Michael: “Ik ben me nu veel meer bewust van de relationele en systemische dimensie in gesprekken en ontdek interactiepatronen. Als ik daar in het begin op inspeelde, deed ik dat nog een beetje als een kunstje. Nu is het iets van mezelf aan het worden.”