Deze blog beschrijft hoe de context van organisaties cruciaal is in het ontstaan van impasses en hoe je de kennis over de context dan ook als input mee moet nemen om een succesvolle verandering te bewerkstelligen.
In deze blog verzet ik me tegen de geneigdheid van adviseurs om willekeurige interventies in te zetten of interventies te gebruiken die ze prettig vinden of waar ze zelf in zijn gaan geloven.
Context en betekenisgeving
De hele dag geven wij betekenis aan de wereld om ons heen. Betekenisgeving is een sociaal proces tussen mensen. We geven betekenis waarmee we ‘dubbelzinnigheid’ reduceren(1). We maken de wereld om ons heen een soort van voorspelbaar en duidelijk. Dit doen we door te interacteren met elkaar en door te handelen en definities van de situatie ‘vast te zetten.’ Op deze manier definiëren wij situaties, zoals een verjaardag, een geboorte, het maken van een vliegreis, het bezoek aan een bibliotheek en het doen van boodschappen. In organisaties gebeurt dit niet anders.
Er is ‘organiseren.’ Er zijn rituelen en er zijn afspraken, expliciet dan wel impliciet over hoe het (hoort) te gaan. Denk bij een vliegreis aan de paspoortcontrole en bij de kraamvisite eten we vaak beschuit met muisjes.
De taal en woorden die we gebruiken zijn uniek
In een bibliotheek zijn veelgehoorde woorden: boeken, uitlenen en lenen. Op een luchthaven hebben we het over vluchten, vliegtuigen, gates, inchecken etc. Ook de interacties, dus de wijze van gesprekken voeren, zijn verschillend. Zo is de interactie tussen klant en personeel in een supermarkt tot een minimum beperkt. Logischerwijs is een supermarkt veelal georganiseerd vanuit het principe van ‘help yourself.’ Hiermee kunnen we ons snel en efficiënt voorzien van levensmiddelen, zijn er zo min mogelijk arbeidskrachten nodig en worden we niet belast met onnodige interactie. Zelfs de interactie bij de kassa is weggeorganiseerd door de zelfscankassa. Deze wijze van betekenisgeving lijkt functioneel in relatie tot de taak (het verkopen van levensmiddelen). Dit is een groot verschil met de kruidenier van zestig jaar geleden die de boodschappen voor de klant verzamelde en op de toonbank zette en waar er meer en rijkere interactie was tussen de verkoper en de klant. We zien dus ook hoe de betekenisgeving in de loop der jaren verandert omdat er veranderingen zijn, zoals de samenleving die iets anders vraagt.
Al met al is de wijze van betekenisgeving per organisatie verschillend en wordt die bepaald door de context, zoals de plek in de samenleving, de omgeving, het financiële krachtenveld etc.
Hoe speelt context een rol bij interveniëren in organisaties?
Gelukkig gaat het in veel organisaties goed en draagt de wijze van betekenisgeving bij aan de doelstelling van de organisatie. Soms ontstaan er echter problemen of onverwachtheden waar directies niet meer uitkomen. Hun taal, handelen en vastgezette definities bieden onvoldoende mogelijkheden om verder te komen. Interveniëren is, samen met betrokkenen, de wijze van betekenisgeven zodanig veranderen waardoor er weer andere manieren van zoeken en vinden van oplossingen ontstaan.
Bij de start van trajecten vragen klanten vaak om oplossingen die ze kennen. Zo vraagt een hogeschool bijvoorbeeld om een leertraject wanneer de kwaliteit van het onderwijs te wensen over laat. Een ouderenzorginstelling vraagt om het verbeteren van de kwaliteit van de samenwerking van het managementteam. Dit zijn oplossingen, woorden en het past bij het denken die je in de betekenisgeving van deze organisaties tegenkomt.
Interveniëren binnen een veiligheidsregio; hoe werkt context?
Zo was er onlangs een veiligheidsregio (brandweer, crisis- en rampenbestrijding) die vroeg om te helpen bij het verbeteren van de onderlinge samenwerking. Ze hadden zelf al een instrument, een soort ‘praatplaat’ (infographics), ontwikkeld. Met de praatplaat bij de hand voerden ze het gesprek over de samenwerking in teams. Dit ging dan over bijvoorbeeld respect, begrip en vertrouwen. De samenwerking was nog niet echt verbeterd dus vroeg de directeur om een training om het gedrag dat ze beschreven hadden aan te leren. Trainingen over hoe samen te werken waren voor hen een voor de hand liggende oplossing. Het trainen van brandweerpersoneel gebeurt al jaren. Waarom gaat dit dan niet leiden tot een verandering en verbetering?
De Taak en Resultaten zijn lastig te definiëren
Om te weten of interventies werken, heb je iets over de context te weten. Zo is een veiligheidsregio opgericht omdat ‘het bieden van veiligheid’ een grotere schaal zou vragen. Diverse organisaties, brandweer en GHOR zouden meer onder één dak werken met elkaar. Paraatheid en onveilige situaties veilig maken zou de ‘overstijgende taak’ van de veiligheidsregio zijn. Als je managers en medewerkers echter vraagt naar hun taak als organisatie, komen er geen stevige eenduidige antwoorden: “Het hangt af vanuit welke sector (brandweer, rampenbestrijding etc.) je het bekijkt.” In de wijze van betekenisgeving valt ook op dat er nauwelijks gesproken wordt in termen van (eind)resultaat. Samenwerking wordt tot doel verheven. Het is op zich best logisch dat resultaten moeilijk te definiëren zijn, omdat het ook lastig is voor veiligheidsregio’s om zich te verhouden tot het resultaat. Een schoenenfabriek weet zeker dat ze schoenen maakt, maar bij veiligheidsregio’s weten ze niet of het een cyberaanval gaat worden of een coronacrisis of iets anders. Bovendien zijn de crisissen er vaak nog niet, maar moeten die nog gaan komen. Ze zijn nog niet merkbaar en voelbaar en dus is het soms ook lastig om een gezamenlijke focus en inspanning te genereren.
Door dit te weten van de context, kun je je voorstellen dat je dan kunt gaan trainen hoe samen te werken ‘tot je een ons weegt.’ Echter, als er geen taal is om het gezamenlijk resultaat te beschrijven, gaat dat niet werken. Als ieder aan een ander resultaat werkt, wordt samenwerken lastig.
Grootschalige onveilige situaties de kamer in brengen
Een interventie die naar verwachting meer gaat brengen is ‘de onveilige situatie in de kamer brengen.’ Door het samen doorleven en oefenen van (potentiële) grootschalige veiligheidssituaties, die elders hebben plaatsgevonden, komt er meer taal en meer zicht op de gezamenlijke urgentie en op wat belangrijk is in het collectief. Het geeft hen de mogelijkheid om met elkaar te onderzoeken waar ze samen aan kunnen werken en hoe ze dat te doen hebben met elkaar.
Al met al over interveniëren
Interveniëren is dus het samen met mensen in organisaties puzzelen om bij vastzittende vraagstukken tot andere zienswijzen en betekenisgeving te komen. Hierbij is steeds de vraag hoe de context verleidt om hetzelfde te blijven doen en wat er nodig is om dit structureel te doorbreken. Hierbij zijn werkzame interventies afhankelijk van de wijze van betekenisgeving en is het nodig om de context te kennen.
Over de auteur
Dr. Marieke Wilke werkt meer dan twintig jaar als interventiekundige voor organisaties in het publiek domein. Ze doet op dit moment met diverse interventiekundigen onderzoek naar de context en de effectiviteit van interventies. Zij is samen met Shirine Moerkerken en Quirine Schillings docent bij het Leertraject Interveniëren met Passie en Precisie van Sioo.
Ben je een ervaren professional als het gaat om interveniëren? Wil je voor complexe vraagstukken geen eenvoudige antwoorden bieden en wil jij je verder ontwikkelen als interventiekundige? Dan is de het Leertraject Interveniëren met Passie en Precisie wellicht iets voor jou. In dit programma nodigen we je uit tot het verder ontwikkelen en verbreden van je eigen interventierepertoire.
Meer informatie over het Leertraject Interveniëren met Passie en Precisie
(1) Weick, K. (1969). The social psychology of organizing. Reading: Addison-Wesley.
Deze blog beschrijft hoe de context van organisaties cruciaal is in het ontstaan van impasses en hoe je de kennis over de context dan ook als input mee moet nemen om een succesvolle verandering te bewerkstelligen.
In deze blog verzet ik me tegen de geneigdheid van adviseurs om willekeurige interventies in te zetten of interventies te gebruiken die ze prettig vinden of waar ze zelf in zijn gaan geloven.
Context en betekenisgeving
De hele dag geven wij betekenis aan de wereld om ons heen. Betekenisgeving is een sociaal proces tussen mensen. We geven betekenis waarmee we ‘dubbelzinnigheid’ reduceren(1). We maken de wereld om ons heen een soort van voorspelbaar en duidelijk. Dit doen we door te interacteren met elkaar en door te handelen en definities van de situatie ‘vast te zetten.’ Op deze manier definiëren wij situaties, zoals een verjaardag, een geboorte, het maken van een vliegreis, het bezoek aan een bibliotheek en het doen van boodschappen. In organisaties gebeurt dit niet anders.
Er is ‘organiseren.’ Er zijn rituelen en er zijn afspraken, expliciet dan wel impliciet over hoe het (hoort) te gaan. Denk bij een vliegreis aan de paspoortcontrole en bij de kraamvisite eten we vaak beschuit met muisjes.
De taal en woorden die we gebruiken zijn uniek
In een bibliotheek zijn veelgehoorde woorden: boeken, uitlenen en lenen. Op een luchthaven hebben we het over vluchten, vliegtuigen, gates, inchecken etc. Ook de interacties, dus de wijze van gesprekken voeren, zijn verschillend. Zo is de interactie tussen klant en personeel in een supermarkt tot een minimum beperkt. Logischerwijs is een supermarkt veelal georganiseerd vanuit het principe van ‘help yourself.’ Hiermee kunnen we ons snel en efficiënt voorzien van levensmiddelen, zijn er zo min mogelijk arbeidskrachten nodig en worden we niet belast met onnodige interactie. Zelfs de interactie bij de kassa is weggeorganiseerd door de zelfscankassa. Deze wijze van betekenisgeving lijkt functioneel in relatie tot de taak (het verkopen van levensmiddelen). Dit is een groot verschil met de kruidenier van zestig jaar geleden die de boodschappen voor de klant verzamelde en op de toonbank zette en waar er meer en rijkere interactie was tussen de verkoper en de klant. We zien dus ook hoe de betekenisgeving in de loop der jaren verandert omdat er veranderingen zijn, zoals de samenleving die iets anders vraagt.
Al met al is de wijze van betekenisgeving per organisatie verschillend en wordt die bepaald door de context, zoals de plek in de samenleving, de omgeving, het financiële krachtenveld etc.
Hoe speelt context een rol bij interveniëren in organisaties?
Gelukkig gaat het in veel organisaties goed en draagt de wijze van betekenisgeving bij aan de doelstelling van de organisatie. Soms ontstaan er echter problemen of onverwachtheden waar directies niet meer uitkomen. Hun taal, handelen en vastgezette definities bieden onvoldoende mogelijkheden om verder te komen. Interveniëren is, samen met betrokkenen, de wijze van betekenisgeven zodanig veranderen waardoor er weer andere manieren van zoeken en vinden van oplossingen ontstaan.
Bij de start van trajecten vragen klanten vaak om oplossingen die ze kennen. Zo vraagt een hogeschool bijvoorbeeld om een leertraject wanneer de kwaliteit van het onderwijs te wensen over laat. Een ouderenzorginstelling vraagt om het verbeteren van de kwaliteit van de samenwerking van het managementteam. Dit zijn oplossingen, woorden en het past bij het denken die je in de betekenisgeving van deze organisaties tegenkomt.
Interveniëren binnen een veiligheidsregio; hoe werkt context?
Zo was er onlangs een veiligheidsregio (brandweer, crisis- en rampenbestrijding) die vroeg om te helpen bij het verbeteren van de onderlinge samenwerking. Ze hadden zelf al een instrument, een soort ‘praatplaat’ (infographics), ontwikkeld. Met de praatplaat bij de hand voerden ze het gesprek over de samenwerking in teams. Dit ging dan over bijvoorbeeld respect, begrip en vertrouwen. De samenwerking was nog niet echt verbeterd dus vroeg de directeur om een training om het gedrag dat ze beschreven hadden aan te leren. Trainingen over hoe samen te werken waren voor hen een voor de hand liggende oplossing. Het trainen van brandweerpersoneel gebeurt al jaren. Waarom gaat dit dan niet leiden tot een verandering en verbetering?
De Taak en Resultaten zijn lastig te definiëren
Om te weten of interventies werken, heb je iets over de context te weten. Zo is een veiligheidsregio opgericht omdat ‘het bieden van veiligheid’ een grotere schaal zou vragen. Diverse organisaties, brandweer en GHOR zouden meer onder één dak werken met elkaar. Paraatheid en onveilige situaties veilig maken zou de ‘overstijgende taak’ van de veiligheidsregio zijn. Als je managers en medewerkers echter vraagt naar hun taak als organisatie, komen er geen stevige eenduidige antwoorden: “Het hangt af vanuit welke sector (brandweer, rampenbestrijding etc.) je het bekijkt.” In de wijze van betekenisgeving valt ook op dat er nauwelijks gesproken wordt in termen van (eind)resultaat. Samenwerking wordt tot doel verheven. Het is op zich best logisch dat resultaten moeilijk te definiëren zijn, omdat het ook lastig is voor veiligheidsregio’s om zich te verhouden tot het resultaat. Een schoenenfabriek weet zeker dat ze schoenen maakt, maar bij veiligheidsregio’s weten ze niet of het een cyberaanval gaat worden of een coronacrisis of iets anders. Bovendien zijn de crisissen er vaak nog niet, maar moeten die nog gaan komen. Ze zijn nog niet merkbaar en voelbaar en dus is het soms ook lastig om een gezamenlijke focus en inspanning te genereren.
Door dit te weten van de context, kun je je voorstellen dat je dan kunt gaan trainen hoe samen te werken ‘tot je een ons weegt.’ Echter, als er geen taal is om het gezamenlijk resultaat te beschrijven, gaat dat niet werken. Als ieder aan een ander resultaat werkt, wordt samenwerken lastig.
Grootschalige onveilige situaties de kamer in brengen
Een interventie die naar verwachting meer gaat brengen is ‘de onveilige situatie in de kamer brengen.’ Door het samen doorleven en oefenen van (potentiële) grootschalige veiligheidssituaties, die elders hebben plaatsgevonden, komt er meer taal en meer zicht op de gezamenlijke urgentie en op wat belangrijk is in het collectief. Het geeft hen de mogelijkheid om met elkaar te onderzoeken waar ze samen aan kunnen werken en hoe ze dat te doen hebben met elkaar.
Al met al over interveniëren
Interveniëren is dus het samen met mensen in organisaties puzzelen om bij vastzittende vraagstukken tot andere zienswijzen en betekenisgeving te komen. Hierbij is steeds de vraag hoe de context verleidt om hetzelfde te blijven doen en wat er nodig is om dit structureel te doorbreken. Hierbij zijn werkzame interventies afhankelijk van de wijze van betekenisgeving en is het nodig om de context te kennen.
Over de auteur
Dr. Marieke Wilke werkt meer dan twintig jaar als interventiekundige voor organisaties in het publiek domein. Ze doet op dit moment met diverse interventiekundigen onderzoek naar de context en de effectiviteit van interventies. Zij is samen met Shirine Moerkerken en Quirine Schillings docent bij het Leertraject Interveniëren met Passie en Precisie van Sioo.
Ben je een ervaren professional als het gaat om interveniëren? Wil je voor complexe vraagstukken geen eenvoudige antwoorden bieden en wil jij je verder ontwikkelen als interventiekundige? Dan is de het Leertraject Interveniëren met Passie en Precisie wellicht iets voor jou. In dit programma nodigen we je uit tot het verder ontwikkelen en verbreden van je eigen interventierepertoire.
Meer informatie over het Leertraject Interveniëren met Passie en Precisie
(1) Weick, K. (1969). The social psychology of organizing. Reading: Addison-Wesley.